blijf. Ik ben in staat de merkwaardigheid en de aangename vormen van een menschenwerk of een landstreek te erkennen en te waardeeren, zonder dat mijn gemoed daarbij betrokken wordt. Tusschen mijn oogen en mijn vernuft bestaat een levendige en boeiende handel; maar mijn oogen zijn slechts door een smal kronkelpaadje, dat weinig gebruikt wordt, met mijn hàrt verbonden.
Deze eigenaardigheid is minder eigenaardig dan men denkt. Kijkontroeringen, zóó ingrijpend dat zij ons leven wijzigen, zijn zeldzaam. Zij worden echter dikwijls geveinsd, omdat de gemiddelde man er een eer in stelt den heer Baedeker in geestdrift te overtroeven.
Wie poogt oprecht te zijn, komt tot de slotsom, dat flora en bouwkunst niet onontbeerlijk zijn voor ons innerlijk geluk. En die erkentenis doet mij goed, omdat zij mij in mijn streven, overal en nergens thuis te zijn, stijft. Ik wil zonder telkens eerst pijnlijke en vernederende misverstanden te moeten oplossen, op ieder uur