van de artistieke bijzonderheid in de eerste tien jaren van deze eeuw. Als zo dikwijls geschiedt, ben ik in het andere uiterste vervallen. Naar mijn smaak behoort er geen verband te bestaan tussen het uiterlijk en het innerlijk. Ik word daarom immer opnieuw geboeid en aangetrokken door afbeeldingen van de bedrijvers van ingewikkelde en overdreven misdaden, misdadigers die er uitzien als ongerepte boekhouders. En die inder daad (als bijvoorbeeld de enige bendeleider die niet op grond van onjuiste belastingaangifte veroordeeld werd, wijlen de heer Lepke Buchhalter) niet zelden voortreffelijke huisvaders blijken te zijn. Ik heb nog steeds een romantisch gevoel van bewondering voor allen die zich buiten de samenleving plaatsen. En de geboren kunstenaar heeft dit met de geboren misdadiger gemeen: er is geen plaats voor hem in een ordelijke maatschappij. Bovendien staat het voor mij vast dat er meer geestkracht, organisatievermogen, doorzicht, mensenkennis, karaktervastheid en lichamelijke moed vereist wordt voor de nauwkeurige, doortastende en doeltreffende uitvoering van enige misdaad, zelfs van bescheiden omvang, dan voor het beheer van een fabriek of een handelszaak.
Ik vermijd dus het ongewone, maar eigenlijk ben ik er aan verslingerd. En de orde, die ik dagelijks op mijn beperkte terrein toepas, verfoei ik in stilte. Mijn bezwaar tegen de orde, de nieuwe en de oude, de grote en de kleine, spruit voort uit mijn overtuiging dat hij stelselmatig doorgevoerd, het bestaan van zonderlingen onmogelijk maakt. En de zonderlingen zijn het zout der aarde. Ik ben in 1938 gereden naar Hauterives, een plaatsje ver van de grote verkeerswegen, alléén om daar het monstrum van de negentiende eeuw te aanschouwen: het droompaleis, in dertig jaar eigenhandig en alléén door de brievenbesteller Cheval gebouwd.
Ik heb ervan genoten. Op een andere wijze maar niet minder dan van mijn geliefde San Marco, veel méér dan van de St. Pieter. Het Droompaleis is een bouwwerk zo barok en zo krankzinnig, dat daarnaast de janella van Tomar, waar ik in 1936 mij aan vergaapte, streng klassiek wordt. Het werd door de man, wiens dochter mij er rondleidde, eigenhandig en alléén opgetrokken van stenen welke hij