En ik vraag mij af of omendebij 2000, dus over 50 jaar, de verschrikkingen van W.F. Hermans, welke nu de vaderlandse huisvaders en kunstrechters doen steigeren, niet even vanzelfsprekend aanvaard zullen worden, als de verschrikkelijke ergheden van 1900 nu?
Tijdgenoten hebben nu eenmaal deze hinderlijke, dubbele neiging: zij begrijpen niets en zij vinden alles onzedelijk. Boeken welke nu verketterd worden omdat zij onverstaanbaar en ontuchtig zijn, worden, (zo zij daarbij werkelijk goed zijn) over vijftig jaar klassiek en voorgeschreven voor het eindexamen H.B.S. De goede Jacques Perk werd beschuldigd van het schrijven van wartaal en men leest hem nu vlot in de derde klasse. En het werk van de arme Baudelaire die als zedebederver terecht stond, staat nu op het boekenrekje van ieder deerntje met smaak.
Het doet mij genoegen dat de onbegrijpelijken en vrijmoedigen tenslotte toch aan het langste eind trekken. Hermans, onze nationale loslippige, heeft als hij voet bij stuk houdt, een rustige toekomst als schoolauteur voor zich.
Het verschrikkelijke boek in 1900 verschenen is Colette's ‘Claudine à l'école’, een lief boek dat in ieders handen gegeven kan worden.