verering, is zij tot een simpele zaak van onmiddellijk nut verlaagd.
‘De taal is gansch het volk’ zei Gezelle, en dat was misschien nog waar in zijn tijd. Wij moeten echter zeggen: ‘de taal behoort weer gans het volk te worden.’ De taal is alles wanneer het volk er zich volkomen mee vereenzelvigt en wordt een practisch, maar vrijwel dood hulpmiddel, zodra het volk er geen wezenlijke belangstelling meer voor toont. De taal komt uit het volk voort, leeft en streeft, groeit en bloeit uit en met en door het volk. En de knapste taalgeleerde kan niet veel anders doen dan die groei en die bloei, dat leven en streven bestuderen, rangschikken en verklaren. Maar hij kan geen invloed hoegenaamd uitoefenen op de richting of de aard van de taalontwikkeling. Een rijke taal is de taal van een (geestelijk) rijk volk; een levendig, beweeglijk, oorspronkelijk volk. En het is deze onafwijsbare wisselwerking, welke de toekomst bepaalt zowel van de taal als van het volk.
Laten wij onszelf en onze kinderen er steeds weer van doordringen dat de taal oneindig méér is dan een hulpmiddel voor het dagelijks verkeer, dat de taal opkomt uit de diepste diepten van ons verleden en in verband staat met de diepste diepten van ons wezen. Dat wij ons onherroepelijk verarmen als wij onze taal door achteloosheid, laten verarmen: dat wij ons karakter verliezen naarmate wij toestaan dat onze taal haar karakter verliest; dat wij onze geestelijke, stoffelijke en politieke persoonlijkheid, en daarmede onze onafhankelijkheid, in gevaar brengen wanneer wij de belangstelling in onze taal gaan verliezen.
Wanneer de toekomstige ontwikkeling van Europa in steeds meerdere mate inbreuk maakt op de souvereiniteit der volkeren, moeten zij, willen zij hun geestelijke zelfstandigheid bestendigen, er alles op zetten hun taal rijk, zuiver, lenig en eigenaardig te houden. Dan meer dan ooit zullen de volkeren, binnen de politieke toekomsteenheid, vereenzelvigd worden met hun taal. Geven zij die op dan gaan zij op, verdwijnen zij, in het nieuwe geheel. Wie dus een voorstander is van de Europese statenbondstaat en tóch Nederland met zijn schat van overleveringen wil bewa-