men te staan. Ik voor mij geloof dat zij evenmin als wij, de mens nu eenmaal zijnde wat hij is, in staat zullen blijken een volmaakte, redelijke orde te scheppen. Maar daar ben ik oprecht van overtuigd: haar bedoening zal op den duur eerlijker, aangenamer, betrouwbaarder blijken dan de onze. Deze mening, die ik geef voor wat zij waard is, berust op twee overwegingen. De eerste is, dat de vrouw, met haar ingeschapen drang tot bestendiging van de (overigens onverkwikkelijke) diersoort, mens genaamd, oneindig meer onmiddellijk belang heeft bij een goede organisatie dan de man, die, hoe trouw van nature of hoe goed ook gedresseerd, toch altijd een opgedofte koekoek blijft. En waar men wérkelijk en diepgaand belang bij heeft, verricht men altijd zo goed mogelijk. Het is duidelijk genoeg gebleken dat de man die niet zot op zekerheid is, in de chaos aardig tiert. Terwijl de vrouw, om den wille der veiligheid van haar jongen, rust, orde, zekerheid wenst. Geef haar de vrije hand en zij zal het, in dit opzicht, ongetwijfeld verder brengen dan wij.
De tweede is niet zo zeer een overweging, dan wel een neerslag van vele waarnemingen. Overal waar ik vrouwen aan het werk zag, stelde ik meer belangstelling in dit werk vast, méér overgave, méér liefde, méér toewijding dan waartoe de man met zijn zwerfse geest in staat is.
Ik vrees alleen dat het een harde wereld zal worden. De sentimentaliteit, welke mannen vrijwel zonder uitzondering eigen is (en die het sterkste leeft achter het masker der ijzervreters), de overgevoeligheid die diep verborgen in de hardste mannen tiert, geeft het bestaan zo nu en dan iets onverwachts vriendschappelijks.
Dit hebben wij van de heersende vrouw, die plicht boven alles stelt en volgens haar natuur naar het volstrekte streeft, niet te wachten. Men mag nooit vergeten dat de zonderlingen die het leven leefbaar maken, vrijwel altijd van het mannelijk geslacht zijn. Vrouwelijke zonderlingen zijn ondenkbaar, in verband met hun hoge roeping.
Ik zal het wel niet beleven. Maar het bestaan van welverzorgde, goed gevoede hommels in een bijenstaat, lijkt mij vol bekoring en rijk aan gemakkelijk vermaak.