die in het letterkundig orkest van zijn dagen een eerste viool speelden. Een aantal daarvan wist zich zelfs in de geschiedboeken tot op de huidige dag te handhaven. Dondey was even twintig toen hij zijn eerste en enige bundel gedichten uitgaf. Hij bleef schrijven, doch vond nimmer een uitgever bereid zijn proeven te verzamelen. Dit geschiedde eerst na zijn dood, dus in 1875. Toen bleek hoe hij in zijn eindeloze vereenzaming een gelukkige ontwikkeling doorgemaakt, hoe zijn werk langzaam en zeker aan diepte en overtuigingskracht gewonnen had. Hij werkte, gedurende een kort tijdperk, aan dagbladen mede, maar verkoos de stilte boven toegevingen aan een hoofdredactie, welke op haar beurt weer bij de vormloze menigte, die publiek heet, in het gevlei wilde komen. Hij telde geen vrienden oder de beroemdheden van zijn dagen. Hij nam op geen wijze deel aan het onedele ballet, dat men het letterkundig leven noemt en dat meestal bitter weing met de letterkunde en met het leven van doen heeft.
Dondey aanvaardde de afzondering, de onmogelijkheid van uitwisseling, de uitgeverswillekeur, welke hem de mond snoerde; en hij leefde schijnbaar gelaten het stille rustige bestaan van één onder miljoenen. Alleen enkele dagen voor zijn sterven, toen zijn zelfbeheersing begon af te nemen, gaf hij op een stille en bescheiden wijze, blijk van bitterheid.
Ik denk mij in deze man in. Een goede veertig jaar leefde hij alléén voor de poëzie. Hoe nederig en ingetogen hij ook zijn mocht, kende hij niettemin zijn waarde als kunstenaar. Maar het bleef hem onmogelijk zelfs zijn bestgeslaagde proeven gedrukt te krijgen. Dondey was arm. Hij wees desondanks iedere mogelijkheid af, welke ook maar de geringste inbreuk op zijn beginselen maakte.
Onder de ‘petits romantiques’ heeft men ten slotte Petrus Borel ontdekt en gewaardeerd. Waarom nu juist hém en hem alleen, vraagt men zich af? Dondey, die een plaats naast hem toekomt, blijft in de diepe schaduw achter.
Er bestaat, ook in de letterkunde, geen rechtvaardigheid. Er kán geen rechtvaardigheid bestaan, omdat wij geen volstrekte normen kennen, als grondslag van een oordeel.