Aan den verlaten vijver(1909)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] De Verlaten Haardstede. Ik heb u nooit gezien, ik ken u niet, Uwe oogen noch de lijn van uw gelaat... Hoe dan dat gij zoo door mijn denken gaat En wekt dit nieuw en nooit-gepeinsd verdriet? Zij, die ik met gekozen namen noem, Was toen een stille, leed-bezwaarde vrouw: Haar oog was als een uitgegloorde schouw, Haar bleeke hand een slap-verflenste bloem Op donker-diep fluweel en haar gebaar Gelijk een zwerver, die een herberg zoekt En, uitgeput, niet vindt. Als een gevloekt Geheim droeg ze in zich 't leed van u en haar, Dat zij te komen wist... Toen moest gij gaan... Ik heb u nooit gezien, ik ken u niet. En toch, en toch voor u dit smartlijk lied: Ik heb mij willig met ùw leed belâen. Vorige Volgende