Nederlandsche gezangen(1785)–Leendert Grendel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Aan mijne landgenooten. Ontwaakt! ontwaakt! die veilig u durft waanen; Daar list en dwang uw Vrijheid sleurt naar 't graf. Ontwaakt! ontwaakt! ontrolt uw zegevaenen! Uw glorij zinkt! rukt eens het momtuig af. Hier zien wij 't vuur der wreevle muitzugt branden, Daar steigt geweld door snood verraad ten troôn! Een die ons beult! neemt al 't gezag in handen; En vlamt... ik beef! nog op een rijker Kroôn! De Nood klimt hoog - Een kreet dringt door de wolken, Breekt door 't gewelf: - knielt voor den troôn van God: De Godheid hoort - ziet - wikt - de daên der Volken; En, wee dien Mensch! die met haare Almagt spot. [pagina 13] [p. 13] Vertrouwt op God: hij liet U nooit verdrukken. - Paart hemelmin aan zelfverdediging. Laat slaaven slegts voor waereldgeessels bukken; Gij, steunt op hem! maar steunt ook op uw' kling! Gewis de Nood is op het hoogst geklommen! Wij zijn verdeeld - de Hel spuwt Monsters uit! Een Dwingland dreigt, - naakt met zijn beulendrommen, Belust op moord, op vrouwekragt en buit. Gansch buiten staat geweld en list te keeren, Hangt alles af van God en onzen moed! Hij zal door ons den Vijand overheeren, Zoo elk zijn' plicht als Christenburger doet. Men waane niet: 'er is geen leet te vreezen; Een groot Monarch is onze Bondgenoot. - Hoe braaf die Vorst, hoe rijk zijn magt moog' wezen; Wij zijn nog zwak, en 's Keizers kragten groot. [pagina 14] [p. 14] Gij hebt als 't waare uw eigen lot in handen; Grijpt slegts uw' kling - en strijdt U eeuwig vrij! Rukt vrouw en kroost uit wreede beulenhanden! Of zijt ge laag, zinkt dan in slavernij. Ontwaakt! ontwaakt! en vliegt met ons te Wapen! Dit Oord is kleen, maar heeft een groote magt, Zoo de Eendragt heerscht, zoo elk Bataaf regtschapen Voor Vrijheid strijdt, zijn recht en heil betragt. Bedenkt wat Lot ons allen staat te wagten, Zoo Josef hier gevleeschde Duivels zendt! Vereent uw' moed: - verzamelt al uw kragten. Weert door uw' kling het praaments Krijgsëlend. Zo deeze Krijg waare uit een' Krijg geboren, En 't winnend heir ons Neêrland bukken deed; Zou dit de rust der Burgren minder stooren Dan nu men 't doel en s' Keizers oogmerk weet. [pagina 15] [p. 15] Het wreedste Volk, als uit de Hel gedonderd, Voert Josefs wraak tot 's Lands vernieling aan. Wier grondwet is: onteert, moordt, brandt en plondert, Kapt alles neêr wat U durft tegenstaan! Hoe zal 't U gaan, wen ge U ziet aangegrepen? Uw huis in vlam, uw gade of kroost doorboord, Wen ge U ten slaaf ziet naar den kluister sleepen; Daar uw Barbaar natuurstem boeit en smoort. Zoo gij in tijds geen zorge hadt gedraagen, En naar uw kragt geen' wederstand geboôn; Dit zou uw hart in uwe boeijen knaagen, En Neêrland wierd den volken spot en hoon! Nog eens: uw lot hangt af van uwen degen! De Heerschzugt streelt, - de Vrijheid roept: ten strijd! De Dwingland komt - Hoopt op des Hemels zegen Toont tot aan 't graf dat gij Bataaven zijt. Vorige Volgende