Jacques Perk's Mathilde-cyclus in den oorspronkelijken vorm hersteld
(1915)–A.C.J.A. Greebe– Auteursrecht onbekend
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Onderzoekingen naar aanleiding van Hs. C.1. Authenticiteit van hs. C.De vraag laat zich scherper stellen, want titels, opschriften, motto's en sonnetten zijn door Jacques Perk eigenhandig geschreven. De vraag is, of de samenvoeging van hetgeen dit hs. bevat in deze volgorde werkelijk door Jacques Perk gewild is. Omtrent de authenticiteit wist prof. Dr. G.C.J. Vosmaer mij slechts mede te deelen, dat het hs. in de nalatenschap van zijn vader Mr. C. Vosmaer gevonden was, zooals het thans was. Ds. M.A. Perk kon mij verzekeren, dat bij den dood van zijn zoon drie gebrocheerde hss. aanwezig waren. En Willem Kloos herinnerde zich tijdens een gesprek, dat ik in November 1912 met hem mocht hebben, een oblong hs., dat met koperen pennetjes en garen draden samengehecht was, en door hem in Perk's nalatenschap aangetroffen was. Deze mededeelingen evenwel krijgen bewijskracht, wanneer ze geloofd worden en dit is meer dan geëischt mag worden. De volgende gegevens hebben ook voorden ongeloovige eenige waarde. - Men bedenke slechts, dat de volgende 3 brieven uit Dec. '79 en Jan. '80 dagteekenen en wellicht doe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len op een redactie, waarin de sonnetten anders gerangschikt waren. Dat dit niet de groep (adoratie, vermenschelijking, scheiding, etc.), maar slechts de losse sonnetten van de groep kan treffen, bewees ik boven. In een brief aan Mr. C. Vosmaer (in het bezit van prof. Dr. G.C.J. Vosmaer) d.d. 29, 12, '79 Amsterdam, zegt Perk: [Hooggeachte heer! Wanneer een redacteur van een tijdschrift]Ga naar voetnoot1) ‘De sonnetten, die ik u vroeger zond (sc.: “het zestal, dat u las”, blijkens denzelfden brief, Gr.), zijn een paar natuurtafereeltjes uit dat gedeelte waar de zwerftocht aanvangt.’ Indien het begin van den zwerftocht gesteld wordt na de regels (sonn. 35, vs. 13 14 van hs. C. - Gescheiden) mijn droomend harte meent
Dat eenzaam dolen het gelukkig maakt.
volgen in hs. C. kort daarop, sonn. 36 Vrij. De lauwe wind zweeft aan op loome zwingen
sonn. 38. De maan verrijst Het duister doet de tinten samenvlieten
sonn. 39. Het Bosch Het bosch, geworteld in de dorre blâren
sonn. 40. Op den Top | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lig daar mijn wandelstaf! hier is de top,Ga naar voetnoot1) etc.,
hetgeen wel is waar niet bewijzen kan, dat de geheele rangschikking van hs. C. authentiek is, maar evenmin het tegendeel bewijst. In denzelfden brief aan Mr. C. Vosmaer staat nog: ‘In hetzelfde rubriek (dus na de scheiding G.) komen een paar sonnetten voor, die afzonderlijk ook zin hebben. 't Zijn een stuk of twalef fabelen.’ En ook hier strijdt deze mededeeling, dat na sonn. 35 de fabels volgen moeten, niet met de rangschikking in hs. C. Ik noem slechts sonn. 46 De Akker, met het twistgesprek der korenaren, sonn. 49 Rots en Water, met den strijd tusschen geloof en wetenschap, sonn. 52 De Forel, met de moraal, dat ieder alleen bij het vervullen van zijn roeping gelukkig is, sonn. 56 Duif en Sperwer,Ga naar voetnoot2) bedoeld om den lezer in te prenten, dat de verschillen tusschen de menschen zóó gering zijn, dat men elkaars afwijkende godsdienstige gezindheid en afwijkende meeningen verdraagzaam moet bejegenen.
En in een brief aan Mr. C. Vosmaer (in het bezit van prof. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dr. G.C.J. Vosmaer) d.d. 2 Januari '80 [De brief vangt zonder hoofd aan: ‘Uw brief heeft mij een paar dagen bedwelmd] .....Mathilde van welks slot ik meen dat u te hooge verwachting hebt. 't zijn maar 4 sonnetten.’ De moeilijkheid is hier, uit te maken, wat Perk onder slot verstaat. De epiloog komt niet in aanmerking. Tellen we, beginnende bij het laatste sonnet van den eigenlijken cyclus, terug, dan zou het slot beginnen bij Wederzien, en omvatten sonn. 100 Wederzien (Wie zou dat looverhutje samenvoegen in rozen armen, waarin geuren wonen), sonn. 101 Laatste Aanblik (Nu voort! Ik zag haar weêr....), sonn. 102 Avondgroet (Vaarwel, vaarwel! gij zon, die ondergaat) en sonnet 103 Verschijning (En driewerf kruiste ik de armen...), waarin een terugblik wordt geworpen op het samenzijn van MatildeGa naar voetnoot1) en den zwerver en de invloed van Matilde op den jonkman aangegeven wordt. Ook in dit geval schijnt de briefpassage niet in strijd met de werkelijke rangschikking van den bundel. Maar.... er is een groot maar. Voor wie niet aanneemt, dat ik nauwkeurig overbracht de woorden van Ds. M.A. Perk en Willem Kloos betreffende het gebonden zijn van hs. C. tijdens Perk's leven en het intact gebleven zijn van den bundel, òf voor wie de nauwkeurigheid van hun mededeelingen wantrouwt en meent, dat, zoolang niet aangetoond is, dat deze plaatsen werkelijk betrekking hebben op hs. C. en niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen op een der andere hss., haar waarde problematisch is, verliezen de bovengeplaatste overwegingen veel van haar waarde. Want zij, die de nalatenschap van Jacques Perk doorzochten, hadden ook deze geciteerde brieven te hunner beschikking. Een intern gegeven schijnt in dezen van niet geringe waarde. In sonnet 106 (T. ed. CV) staat vs. 2 3: - wat zult ge een ander 't hart ontblooten
dat zich in honderd klanken heeft ontsloten
Nu telt het hs. C. honderdzes sonnetten, waarvan 3 tot de proloog, 3 tot de epiloog behooren en 100 het eigenlijke verhaal, het eenige boek ‘Liefdeleven’ vormen. Is het spitsvondig, wanneer vermoed wordt, dat met deze honderd klanken bedoeld zijn honderd sonnetten en wel de honderd sonnetten, die het boek ‘Liefdeleven’ vormen? Mij wil toeschijnen, dat dit een belangrijk argument is voor de authenticiteit van hs. C. Doch hier komt nog iets bij. Hs. C. is, gelijk boven bleek en beneden blijken zal, een afgerond, tot in onderdeelen begrijpelijk geheel. En al zou ik weifelen, op grond van één der vijf genoemde gronden op zich zelf, te besluiten, dat hs. C. de sonnetten geeft in een door Perk gewilde volgorde, te samen doen zij mij niet aarzelen, om op dit hs. C. op te bouwen een verklaring van den cyclus, een karakteristiek van den dichter. Maar men houde immer in het oog, dat de vraag naar de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
authenticiteit slechts betreft de volgorde der sonnetten en niet de sonnetten zelf. Nog zou ik hier een anderen gedachtengang willen bespreken. Gelijk ik boven aantoonde, is de opeenvolging der gebeurtenissen gebonden aan de ontwikkeling der grondgedachte. Zoo moeten, in overeenstemming met de opvatting, dat de zwerver ‘natuur en menschen verbonden’ is nà de scheiding, ook nà de scheiding en niet vóór sonnet 33 verzen komen als: Dorpsdans, De voorzaat, etc. Nu is het aanlokkend op nog een andere wijze te trachten de authenticiteit van hs. C. te bewijzen. Deze zou dan uitgaan van de grondgedachte, afgeleid uit de zonder twijfel door Perk zelf geschreven losse verzen. En uit de overeenstemming tusschen beide zou dan de gevolgtrekking kunnen worden gemaakt: het hs. is authentiek of m.a.w. Perk heeft het hs. zelf in deze volgende gerangschikt. Toch zou ik daartegen bezwaren hebben. In de eerste plaats is slechts daarmee te bewijzen, dat de opeenvolging der groepen, zooals deze in hs. C. gegeven is, door Perk zelf gewild is. Of m.a.w. dat de adoratie- en liefdeverzen moeten voorafgaan aan de uiting van des zwervers veranderd gevoelen tegenover natuur en menschen. Maar niet, dat de rangschikking der sonnetten binnen elke groep ook werkelijk door Perk gewild is. En dus niet, dat sonnet 18 na 17, 19 na 18, alle liefdeverzen, in deze volgorde volgen moeten. Daarenboven is de grondgedachte, voorzoover uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
losse verzen af te leiden, eigenlijk slechts op dit ééne punt bindend voor de compositie. En bovendien verliezen wij het recht hier en daar de grondgedachte af te leiden uit de rangschikking, wanneer we hier uit de overeenstemming tusschen grondgedachte en rangschikking concludeeren tot de juistheid der rangschikking. Aan een ander middel zou ik meer waarde hechten. Indien een ander dan Perk dit hs. rangschikte, komen daarvoor in aanmerking Perk's vader, Mr. C. Vosmaer en Willem Kloos. Van Kloos kan deze rangschikking nauwelijks zijn, daar hij een andere verkoos, van Perk's vader weten wij, dat hij zich in het geheel niet met de uitgave bemoeid heeft, - blijft over Mr. C. Vosmaer. Nu zou ik in dit verband de aandacht er op willen vestigen, dat op het hs. cijfers, kruisjes en strepen aangeteekend zijnGa naar voetnoot1), en in Vosmaer's nalatenschap zich eenige door hem geschreven blaadjes bevonden, die ik hier copiëer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Aan den lezer.Het is des dichters roeping - goed.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder is op drie, van 1-3 genummerde, blaadjes het volgende met potlood geschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Aan den lezer.Gedichten moeten 't meeste spreken
Door wat ze niet in woorden steken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verschil tusschen het tweede met potlood vlug neergeschreven blaadje en het eerste, dat netjes met inkt geschreven is, schuilt niet in de titels, de volgorde der titels en de getallen (de Mist uitgezonderd; zie evenwel pag. 259, aanm. 2) achter de titels geplaatst. Slechts zijn in het met inkt geschreven lijstje alle titels genummerd, De mond der grot verzwegen, terwijl aanwijzingen en critiek niet in gelijke mate voorkomt in beide, hoewel de blaadjes elkaar daarin niet tegenspreken.
Vergeleken met hs. C. merk ik op, dat Vosmaer dezelfde titels als hs. C. neemt en niet dezelfde als Kloos en deze in dezelfde volgorde plaatst als hs. C., terwijl hij daarvan slechts afweek bij Ommekeer en Voorgevoel, die hij van plaats deed wisselen. Hij veranderde daartoe het eerst voor Ommekeer geplaatste cijfer 5, dat de volgorde van hs. C. intact liet, in een 6. Vosmaer ging dus uit van een hs., dat in rangorde overeenkwam met hs. C., doch keurde deze rangschikking niet geheel goed. En bovendien oordeelde hij niet alle sonnetten waard opgenomen te worden. Wat nu de kruisjes, streepjes, romeinsche en arabische cijfers betreft, maak ik op het volgende opmerkzaam. Er is een correspondentie tusschen een + met blauw krijt en een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
romeinsch cijfer met zwart potlood vanaf de 25ste bladzijde als eerste. Zij treden gelijktijdig op, uitgezonderd op pag. 26, 58, 60. En deze correspondentie schijnt te minder toevallig, daar bij een - nimmer een romeinsch cijfer met zwart potlood voorkomt. De romeinsche cijfers stemmen overeen met de ranggetallen der sonnetten van den eersten druk en verwijzen daarnaar. Bij blz. 25. VIII en ook werkelijk VIII in den eersten druk. De drie genoemde uitzonderingen zijn op één na niet zoo gemakkelijk te verklaren. Op bladz. 60 staat een sonnet, dat niet in den cyclus, maar wel in de uitgave is opgenomen. Een romeinsch rangcijfer kon dus niet gezet, maar wel een verwijzing naar de bladzijde van de eerste editie, waar het gedicht geplaatst is. En inderdaad staat er het bladzijde-cijfer. Ik meen, dat hiermee de beteekenis der romeinsche, met zwart potlood geschreven cijfers verklaard is. En zoo opgevat, kunnen ze niets bewijzen over de door Vosmaer gewenschte rangschikking. Doch de arabische cijfers, die met blauw krijt geschreven zijn, hebben meer beteekenis. Zij wijken af van de door Kloos gevolgde en van de handschriftelijke rangschikking en stemmen overeen met de door Vosmaer in zijn losse papiertjes gefixeerde; met dit onderscheid alleen, dat alle sonnetten opgenomen zijn en diegene, welke hij reeds op zijn ontwerpje vermeld had, hun rangcijfer behouden hebben, terwijl daarentegen de andere door elkaar zijn geplaatst.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De conclusie is niet overijld, dat Vosmaer een andere rangschikking dan het handschrift en een andere dan Kloos wenschte. Of anders gezegd: de authenticiteit van hs. C. is geenszins zwakker geworden, nu blijkt, dat èn Kloos èn Vosmaer een andere rangschikking wenschten, dan het hs. bood. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Was hs. C. persklaar?De vraag of hs. C. ooit tijdens Perk's leven door hem voor den drukker bestemd is geweest en of hij ooit dezen vorm als definitief beschouwd heeft, is moeilijk te beantwoorden. Beneden (pag. 314) heb ik trachten waarschijnlijk te maken, dat Perk in 1881 niet meer van plan was dezen cyclus in zijn geheel uit te geven. Maar of hij nooit dit hs. C. naar den drukker heeft willen sturen, trots de vele correcties, die in spelling en versificatie gemaakt konden worden en trots eenige parallelle lezingen, waaruit nog geen keus gedaan was, - wie zal het zeggen. Sommige schrijvers componeeren in hun hoofd niet alleen het eerste, maar zelfs het laatste ontwerp en zenden een keurige copie ter drukkerij. Andere daarentegen maken klad na klad en komen slechts na eindelooze verbeteringen tot hun doelGa naar voetnoot1) en met een copie ter drukkerij, die de wanhoop der zetters is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeker is, dat de tekst van hs. C. afwijkt van de spelling van de Vries en te Winkel op de volgende punten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdletters.In sommige sonnetten beginnen alle versregels met een hoofdletter, in andere daarentegen vangt een versregel met een hoofdletter aan, wanneer versbegin en zinbegin samenvallen. Met een hoofdletter beginnen alle versregels in 33 der eerste 47 sonnetten nl. 1-2-3-6-13-14-15-17-19-20-23-25-26-27-28-29-30-31-32-33-34-35-36-37-38-39-40-41-42-43-44-45-47. In alle overige, dus bij de meerderheid (33:73), daarentegen slechts bij samenvallend vers- en zinbegin. Ondervoetige en overvoetige regels. Ik wil hier niet meer waarde aan hechten dan past en van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer belang acht ik, dat Perk hier en daar versregels liet staan, die minder of meer voeten tellen, dan verreweg de meeste en dus waarschijnlijk òf vergeten zijn òf nog niet verbeterd waren. Ik noteerde vijf ondervoetige en negen overvoetige regels. hs. C.11. 11. wordt gij bemind. Gij zijt zóo schoon...
25. 10. Zich wulfde, hief ik 't aangezicht
68. 9. Dit is der menschen macht; hun denken
76. 6. der bloemen, ‘dat ge altijd moogt wezen’...
98. 13. De vrouw die ik ziel en zangen wijde (e?).
1.6. O Goede lezer, dat ik eigen wegen ging
2. 9. De geest, in enge grenzen in zich ingetogen,
16. 3. geweend, dat glinstert in de jonge zon, en zuchten
17. 12. Ik schijn u als de zonnebloem de zon te ontvlieden:Ga naar voetnoot1)
31. 7. Een liefde wortlend in eens levens lentetij
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
56. 4. en, Onbegrijpelijk, niets deelt in Zijn macht.’
62. 12. Vóor het bestaan is 't eindeloos verleên te vinden
87. 9. Vaarwel! vertrouwlijke eenzaamheid en vogelkoor
89. 7. om uit te wellen als een bron) nu 't uchtend is
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Parallelle lezingen.Ook komen hier en daar in het hs. parallelle lezingen voor, waar de beslissende keus nog niet gedaan is:
13. 14. lied van 't woud - vogelzang
50. 4. en oogt op 't...
links in margine: tuurt, staart
50. 6. ten oorlogszege
rechts in margine: ter dood, ten oorlog
61. 5. boven het met potlood doorgestreepte woord
waterval: met inkt - vloed
met potl. - stroom
72. titel
Kamperfoelie. Daarboven met potlood: Mijn hart
101. 6. kwam
rechts in margine: kon (met potlood.)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
103. 14. in inkt: want wie verhief en schoon bleef leefde uw leven.
daaronder in potlood: 't Verheevne dat verhief leeft in uw leven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sonnetten in afwijkenden vorm door Perk zelf gepubliceerd.En ten slotte maak ik er nog opmerkzaam op, dat Perk negentien sonnetten van dezen cyclus (Sanctissima Virgo, Hemelvaart en Δεινὴ Θεός daartoe niet gerekend) zelf publiceerde in een vorm, die afwijkt van den tekst van hs. C. Het behoeft hierna weinig betoog, dat inderdaad hs. C. waarschijnlijk nooit gedurende langeren tijd door Perk voor persklaar gehouden is. En wanneer ik hier de behandeling van dit punt nog niet sluit, dan doe ik dit slechts om er met den meesten nadruk op te wijzen, dat hieruit niet mag en niet kan getrokken worden de conclusie, dat hs. C. niet kan zijn de laatste redactie van den cyclus in zijn geheel. En trots kleine wijzigingen, die moesten aangebracht worden en deels aangebracht zijn, zeer wel de beteekenis van het geheel onveranderd kon blijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Wanneer is hs. C. ontstaan?Een terminus post-quem is te vinden in de dateering van eenige sonnetten. De aanteekeningen op den eersten druk vermelden, dat:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedicht zijn. Van deze sonnetten komen Sanctissima Virgo, Hemelvaart en Δεινὴ Θεός niet in dit hs. voor, en zelfs voorzoover bekend in geen enkel handschrift van den cyclus. Deze kunnen ons niet baten. Blanke Handen komt in hs. C. niet voor en schijnt daarin niet te passen, omdat het gedicht de verhouding tusschen Mathilde en den jongeling schildert op een wijze, die niet in overeenstemming is met de begeertelooze liefde van den zwerver. Sluimer en Kupris in 't Woud komen wel in den bundel voor, doch Op het Meir verschilt van Sluimer in 10 van de 14 verzen, en Het Bosch in evenveel verzen van Kupris in 't Woud, zoodat het twijfelachtig wordt of de dateering wel mag gelden voor de sonnetten van hs. C. Zonsondergang ten slotte komt in hs. C. niet voor. Deze dateeringen uit de eerste editie kunnen ons dus weinig baten, terwijl de vraag onbeantwoord blijft of werkelijk deze datums juist zijn en behooren bij de redacties, die Kloos in de eerste uitgave publiceerde. Blijft over nog één dateering, die Perk zelf zette onder het in Nederland 1881 gepubliceerde sonnet De Voetkus n.l Juli 1879. Doch de vraag is hier, wat duidt deze datum aan? In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juli 1879 en wel in de laatste week van Juli, omdat hij met Mathilde de laatste week van Juli samen was (zie pag. 304), beleefde Perk dit of iets soortgelijks (zie pag. 306) en wanneer hij het gedicht maakte is onbekend, al moet het vóór het verschijnen van de afl. v. Nederland 1881 geweest zijn. Of nu deze datum wijst op den tijd van samenzijn met Mathilde of op den tijd van vervaardiging, valt niet te zeggen. En daar de in Nederland gepubliceerde tekst niet onaanmerkelijk afwijkt van hs. C., durf ik niet verzekeren, dat de tekst van hs. C. in Juli 1879 geschreven is. Op deze wijze is dus een resultaat niet te bereiken. En een middel, om tot de absolute chronologie te komen, ontbreekt. Doch is er geen aanwijzing voor de relatieve tijdsorde? Ik geloof van wel en behandel dit bij de verhouding der hss., waarbij ik tot de conclusie kom, dat hs. C. naar rangschikking de laatste redactie vertegenwoordigt, doch niet alle in dit hs. opgenomen sonnetten de laatste lezing geven. |
|