De geschiedenis van De Nieuwe Gids
(1955)–G.H. 's- Gravesande– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |||||||||||
II Toen De Nieuwe Gids was opgericht....Vogels van diverse pluimage.- Zooals Doorenbos en Van Deyssel deden bij de ontvangst van een aflevering van De Nieuwe Gids, hun meening zeggen over den inhoud, zoo deed ook Kloos in een brief aan Van der Goes, die in dien tijd te Parijs vertoefde. Van der Goes was, meer nog dan Van Eeden, een man van de wereld. Men vroeg hem dringend niet deel te nemen aan een maaltijd. De hier volgende brieven behoeven geen nadere toelichting. | |||||||||||
Amsterdam, 15 Nov. '85 Govert Flinckstraat 81 B.Amice, Bij deze zend ik je de revisie van je geheele stuk op de vertaling uit Vinet na, die heb je te laat gestuurd en is nog niet gezet. Wees zoo goed de proef zoo spoedig mogelijk aan mijn adres terug te zenden: als ik haar Woensdag niet heb, kunnen wij niet langer wachten met afdrukken. Houd haar dus vooral niet langer dan 24 uur onder je berusting. Die noten over Huygens kunnen er niet meer in: dan zou de heele boel moeten verschoven worden: dat kost geld en tijd en als alles weer op het uiterste komt, zooals de vorige keer, kan het niet anders of de laatste vellen moeten weer haastig en dus onduidelijk afgedrukt worden. Dat mag in geen geval. Gisteren hebben wij vergaderd en de stukken van Paap en Lotsy en de verzen aangenomen. Lotsy's stuk, waarvan de copie reeds hier is, zal meer dan twee vellen beslaan. Ik heb slechts de eerste drie bladzijden gelezen, die mij zeer goed voorkwamen: verder ben ik niet gekomen, want het is slordig geschreven; op verzoek van Lotsy, zal ik de correctie op mij nemen. Zooals je waarschijnlijk van v.E. gehoord hebt, heeft Hélène Swarth ook verzen gestuurd deze aflevering bevat dus bijdragen van v.Eeden, v.d. Goes, Frans Netscher, Mr. Lotsy, Willem Paap, Albert Verwey, Helène Swarth, Karel Alberdingk Thijm, Jan Veth, Jac. aan Looy en mij, dat is 11 menschen in 't geheel. Albert zijn bundel zal je waarschijnlijk al ontvangen hebben: Julia is ook uitgekomen,: de schetsen van Cooplandt ‘Uit het leven’ liggen voor me op tafel: en er zijn stukken ingekomen van de heeren v.d. Brugghen, J. de Gruyter, en Rambonnet. | |||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||
Dit is zoo ongeveer het nieuws, dat ik over de N.G. heb Waarschijnlijk ben je wel niet naar Huet geweest: ik vind de gedragingen van dezen onzen oom zeer verklaarbaar. Hij, sinds jaren, troonende in de verte over de Nederlandsche literatuur, als een koninklijke rechter, wiens uitspraken wetten zijn, waartegen men in stilte morren kan of het er niet mee eens zijn, maar die toch langzamerhand door een jonger geslacht als legitieme vonnissen schenen erkend te zullen worden, ziet daar plotseling een vijftal jongelui, waarvan twee hem scherper en éen (dat ben jij) principieëler dan iemand anders aangevallen hebben, een tijdschrift oprichten, dat op zeer besliste wijze de allures van het tijdschrift der toekomst aanneemt. Hij had gehoord dat die onderneming tot stand zou komen, eerst eenigszins ongeloovig wellicht, maar in alle gevallen meer gestemd om tegen dan voor ons te zijn. En daar ziet hij eindelijk inderdaad de eerste aflevering voor zich, en bemerkt dat daar over een gedachtenkring gesproken wordt en op een manier, die volstrekt [niet] met zijn litteraire tradities samen vallen, zoomin als onze literaire producten overeenstemmen met hetgeen hij voor goed en fraai meent te moeten houden. Wat wonder, dat hij, een man in zijn laatste levensjaren, met groot misnoegen ziet, dat een jongere generatie, die de literatuur der toekomst naar haar hand tracht te zetten, hem volstrekt niet voor onfeilbaar houdt, en hem alleen in zooverre duldt, als zijn streven met het hare gelijkloopt. Als wij winnen, dit ziet hij zeer goed in, is zijn oppermachtige positie, die hij door jarenlange arbeid zich verworven heeft, of meent zich verworven te hebben, (dat komt voor de questie op 't zelfde neêr) vernietigd, en zal hij in de naaste toekomst niet beschouwd worden als de man ‘die het weet’ maar alleen als een verdienstelijk schrijver, zooals er meer en betere zijn geweest. Dat staat hem waarschijnlijk niet alles zoo helder voor den geest, maar hij gevoelt het toch, meer of min onbewust. Adieu, steeds tt Willem Kloos.
Wat drink je veel! Word je niet dronken van die 1½ flesch? Denk om de commissies aan Barrès en schrijf mij eens.
Een deel van dezen brief drukte v.d.G. af in zijn Litteraire Herinneringen, blzz. 35 en 40. In den ien jaargang, 2e afl. van 1 December 1885 komen o.a. voor: Proeve van Literatuur-Geschiedenis door F. van der Goes; Politieke beschouwingen door Mr M.C.L. Lotsy; De studie van het Romeinsche Recht door Willem Paap; Herfst in het woud door Frans Netscher. De vertaling uit Vinet is niet in De Nieuwe Gids opgenomen. In verband hiermee zijn de brieven van Charles van Deventer aan Jac. van Looy niet van belang ontbloot. De eerste is verzonden uit de Hemonystraat 25 en gedateerd 1 Maart 1885. | |||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||
2 Maart. Morgen zou ik voortzetten, en nu is het al de 12e of 13e, dat weet ik zelf niet. Dus nu of nooit! Ik had voor Flanor te werken. Ik moest een bijdrage leveren, en besloot de Ars Poetica van Aristoteles te lezen, om daar uit stof voor een lezing te putten. Doch tot een lezing kwam het niet; ik moest mij beperken tot eenige mededeelingen. De belangrijkste daarvan was, dat de wet van de drie eenheden, een eenheid van actie, van tijd en van plaats, niet bij Ar. te vinden is, alleen de eerste eenheid wordt met den meesten nadruk voorgeschreven. Van der Goes gaf een deel van een inleiding op een literatuurgeschiedenis die hij maken wil volgens een geheel nieuwe methode, die volgens hem de eenige wetenschappelijke is. Ons is het nog niet gelukt te ontdekken wàt eigenlijk het geheel nieuwe, wàt eigenlijk het bijzonder belangrijke van zijn opvatting is.
De tweede is van November 1885 en stelt Van Looy op de hoogte over hetgeen omgaat in het litteraire wereldje:
O Jaapje, had je gisteren avond bij me kunnen zijn! Kloos kwam met de boodschap dat Sully Prudhomme, niemand minder dan de groote Sully voor de tweede aflevering een gedicht zal inzenden. Hij was er al 14 dagen over aan 't werk, en het vers zal 60 regels zijn. Laat nu de Oude Gids maar opkomen. De tweede aflevering is schitterend van namen. Lotsy, Netscher, Helene Swart hebben bijdragen, en van alle redakteuren is er wat in. Kloos praat en denkt over niets anders dan over die 2e aflevering. Hij verwacht er alles van. Weet je al dat Kees in Parijs is? Hij schrijft vele en amusante brieven aan de gemeente. - [....] Kees is ook bij mijn oom geweest en die heeft woest uitgevaren tegen de N.G.; hij sloeg met zijn vuist op de tafel en zeide: het zal jullie berouwen!' Niemand weet tot dusver wat dit te beteekenen heeft. [....] De Julia is uitgekomen en wordt door de Leeswijzer geprezen, ook Fiore bewondert het godlijke gedicht. Ik ben ook druk aan het werk geweest voor een tweeden bundel; 50 sonnetten meneer, in 14 dagen gemaakt. Maar Kloos beweert dat ze al te mal zijn. Ik maakte ook nog tijdzangen, liedjes, een dramatisch fragment van 350 verzen, en dat heeft ten gevolge dat ik ‘het niet meer laten kan’, en vrij veel serieuze verzen ook maak. 't Is nog altijd zware kost, jongelief. Verwey heeft de Magier van naam aan mij opgedragenGa naar voetnoot1. Wat zeg je wel van den bundel? Kloos zal hem bespreken in de tweede aflevering. Bij wijze van bladvulling zal ik hier nog wat van me zelf aan toevoegen. | |||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||
De wijsgeer aan een jongen vriendHet zal geschieden, dat gij de ure haat,
De ure, waarin gij tot mij aangedreven
U aan mij sloot in hoop op rijker leven,
Op inniger gevoel voor wat bestaat.
Doch meenge diepe wond mijn vriendschap slaat,
En zuchten zult ge eens: ‘ware ik land gebleven,
Waar' mijn onnoozelheid mij weer gegeven,
Ik kan niet kiezen nu, te laat, te laat....!’
O vriend, ik schenk u wat gij wildet vinden!
Rijk wordt uw leven, wil u niet bevrijden
Van banden, die aan eeuwgen smart u binden.
Hij dwaalt, die 't leven zoekend smart wil mijden,
En 't leven ziend zich de oogen weer omwinden -
Heb hoop, wees fier, de rijksten zijn die lijden.
Op 16 April 1886 deelt Van Deventer aan Van Looy mede, dat hij werkt aan de bruiloftskrant voor Van Eeden. ‘Zaterdag over acht dagen première van zijn nieuwe komedie; vlak daarna bruiloftspartij, een paar dagen vroeger of later promotie’. De nieuwe comedie was De student thuis, waarvan de eerste opvoering op 14 April 1886 plaats had te Amsterdam; zijn huwelijk werd 15 April voltrokken en zijn promotie had op 8 Juli plaats. De titel van het proefschrift was Kunstmatige voeding bij tuberculose.
In het vervolg van zijn brief schrijft Van Deventer:
‘Ik stuur je ook twee Amsterdammers, waarin van der Goes Bohl er door haalt. Weet je al dat de Amsterdammer omgeslagen is! Het Dagblad wordt enkel Nieuwsblad, zonder eigen handelsberichten; het Weekblad zal voornamelijk, naar ik hoor, aan van Maurik toevertrouwd wezen. Koosje, wat zal je een lol hebben van de 4e aflevering; Kloos is woest te werk gegaan in de Kroniek, en dikwijls treffend geestig. Je stuk heb ik nog niet met aandacht gelezen. Je sonnet kende en bewonderde ik reeds. Wij hebben schik van de komische situatie waarin Vosmaer nu verkeert. Hij heeft ons offcieel losgelaten, nu wordt hij vooreerst waardig toegesproken, en later zoowel geprezen als berispt. Wat moet hij doen? Hij zou misschien weer naar ons toe willen, maar dan beleedigt hij Bohl, en tusschen Bohl en ons is geen compromis te trekken. Wat moet hij doen? Ik denk, dat hij maar zwijgen zal als een paar moffen’. | |||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||
De 4e afl. van April 1886 opent met een artikel van Frederik van Eeden Aan Flanor. Daarin wijst hij den lof van Vosmaer af. In de Literaire kroniek doet Kloos een aanval op Vosmaer, Van Jac. van Looy is opgenomen Een dag met sneeuw en het sonnet Herinnering. In de 3e afl. komt de Literaire kroniek voor over Canzonen van mr Joan Bohl. | |||||||||||
De volgende brief is van 9 Mei.Jaapje, Er is hier heel wat gebeurd in de laatste dagen. Heeft iemand je geschreven over den plotselingen dood van mijn oom? Het is 8 dagen geleden dat wij tehuis een telegram ontvingen, zonder eenige voorbereiding zijn sterven meldende. Je begrijpt onze schrik. Mijn moeder had, alleen thuis zijnde, het telegram opengemaakt, en moest toen nog een half uur wachten, vóór mijn vader en ik kwamen wien zij het bericht kon mededeelen. Ik ben nog nooit van mijn leven zoo beroerd geweest. Het is wel gelukkig voor mij dat allen hier zulk een diep gevoel hebben bij deze gebeurtenis; in de Amsterdammer, die ik je ook sturen zal staat een stukje van van der Goes, dat voortreflijk onze emotie weergeeft. Je weet misschien niet, dat er in den laatsten tijd een toenadering was gekomen tusschen de N.G. en Huet. Mijn oom had aan Verwey een zeer uitvoerigen brief geschreven over zijn artikel over de oude Gids, waarin hij verklaarde het bijna geheel met hem eens te wezen. Je herinnert je zeker wel hoe wij op het Thorbeckeplein in de Fantaisien lazen en er plezier van hadden. Ach, ach, wat is het jammer dat hij er niet meer is, niet waar? Ik heb hem een paar maanden geleden nog hier gezien, toen hij enkele dagen in Amsterdam was. Hij had mij toen ten eten gevraagd in Riche, en wij hadden een aardigen middag. - Wat is er een leven in onze brouwerij niet waar? De brochure van van Deyssel, de brochure van Kloos, de gansche onthullingsgeschiedenis. Jammer dat de boel zoo gauw is uitgelekt, en andere critici den tijd niet hadden er in te loopen! Verbeeld je dat wij Jan ten Brink en de Gids hadden kunnen vangen. Enfin, Nederland, de Tijdspiegel, de Spectator en Fiore vern.... dat is al een heele boel. Smit Kleine schreef een brief aan Kloos, enkel op het krantenbericht van de onthulling afgaande, vóór dat hij de brochure had gelezen, waarin hij heel gemoedelijk erkende er in geloopen te wezen, en de zaak als een welgeslaagde grap beschouwde. Hij zal er niet van opfrisschen als hij ziet hoe de heeren zijn vergissing hebben opgevat. Ik ben benieuwd of de zaak abonnés zal geven aan de N.G.
Kloos schreef aan Van der Goes een briefkaart, afgestempeld 20 Aug. '86 uit Amsterdam, met potlood geschreven en door Van der Goes (?) met inkt overgetrokken. Het adres luidt: Den Heer F.v.d. Goes Adres den WelEd Heer J. de Koo, Daisycottage te Doorn. | |||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||
[20 aug. 1886]Beste, à propos, wie is de beste etser? Een besteeds(t)er. Verder geen nieuws. Alleen wat ouds, nl. dat Paap wat uit zijn humeur is. Stuur me s.v.p. per postwissel vijf pop op voorschot 1 Sept. zoo spoedig mogelijk maar adresseer Hemonystraat 13 en geloof mij steeds Blijf niet te lang weg je waarde Q.N.
Verwey houdt Van der Goes op de hoogte van den gang van zaken. Uit den brief blijkt duidelijk, dat Verwey zich alle moeite gaf voor De Nieuwe Gids en tevens, dat het vast staat, dat Paap den titel aan het tijdschrift heeft gegeven en dus niet Kloos, zooals wel eens beweerd is. | |||||||||||
Hotel de Leeuwerik J. Schrederhof Haarlem20 Aug '86 Amice, 't Is te hopen dat je nog altijd op weg bent om een deel van de atmosfeer te worden. Als je 't wordt zal de atmosfeer er niet op verbeteren. Ik zit hier in de Leeuwerik en drink au'e klare. Sints jij weg bent voel ik zeer sterk dat ik een deel van de N.G. een stuk van de Redactie, ben; vooral voel ik het aan mijn zolen. Niet dat ik de zaken aan mijn schoen lap; dat heb jij me wel onmogelijk gemaakt. Wel zal ik morgen mijn schoenen moeten laten lappen vanwege de groote slijtage, ontstaan door het aantal wandelingen, dat ik van Paap naar Versluys, van Versl. naar Clausen, van Clausen naar de Lange en van de Lange naar Schröder moet maken. Paap n.l. heeft Schröder gesteld [?] en is zoo nonchalant met de opgave van uitgaven etc, dat ik alles zelf moet naloopen. Dat is zeer bedroevend. Waarschijnlijk zullen de heeren adviseurs voorstellen P's. schuld overtenemen in ruil voor den titel. En ik heb Schröder te kennen gegeven dat een soortgelijk voorstel der Redactie niet stellig onaangenaam zou zijn. Schröder vertelde me dat naar zijne en de Lange's berekening de drukkosten veel te hoog zijn. Ik zal op de volgende vergadering voorstellen maatregelen te nemen om ze lager te maken. Ik correspondeer met Paap en krijg brieven, die beginnen met ‘Verwey’ en eindigen met ‘Paap’ Maandagavond zal ik waarschijnlijk het voorstel de Lange ontvangen en wou dan Dinsdagavond vergaderen in Bussum. Maak dat je tegen dien tijd de Maatschap met de atmosfeer opzegt. Ik heb hier een visite gemaakt bij de familie v. Eeden en trof daar de familie Niet-Thuis; ik voelde geen lust met die familie kennis te maken. Je mede-deel van de Redactie Albert. V. | |||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||
Het huwelijk van Karel Thijm had 26 Mei 1887 plaats en ter eere daarvan zouden de vrienden hem een afscheidsdiner aanbieden. Ook Kloos werd door Van der Goes voor dien maaltijd uitgenoodigd, maar Kloos antwoordde, dat hij niet aanwezig zou zijn. ‘De waarheid is: ik heb een afspraak, die ik wel kan afzeggen, maar die ik liever niet wil, omdat ik mij uit het gezellige leven heb geretireerd en liever den avond onder een rustige veranda doorbreng, dan aan een fonkelenden disch in café Riche. Karel zal ik wel in minder woelige omgeving te spreken krijgen, vaor dat hij weggaat. Dat vind ik aangenamer’ | |||||||||||
Het taal- en letterkundig congres.De volgende brieven staan in verband met het Twintigste taal- en letterkundig congres. Men vreesde, dat Van der Goes van een uitnoodiging gebruik zou maken. De eerste brief is van Kloos: | |||||||||||
Amsterdam, 14 Sept. 1887.Amice, Sta mij toe niet te mankeeren, je den inhoud onzer vergaderingen in 't vervolg schriftelijk mede te deelen. Eén ding moet ik je nu vooral schrijven, omdat het de houding betreft die we tegenover het Congres zullen aannemen. De zaak van het contract kon door je afwezigheid moeilijk worden behandeld. Van Eeden, Albert en ik waren het er geheel over eens, dat wij van de zaken van het congres moesten kennisnemen, zonder ons in een enkel opzicht, 't zij voor onszelf, of namens de redactie, in te laten met zijn werkzaamheden. 't Ligt eenigszins in jouw werkzamen aard, om je gaarne met dergelijke bedrijven in te laten, maar je bent het toch zeker met ons eens, dat het nú allerminst correct zou zijn. Het is beter - van inlaten gesproken - dat we ons in de a.s. aflevering, eenigszins schertsend natuurlijk, over de dwaze vertooning uitlaten. Als wij dat doen, en één van ons zou hebben meêgebruld in de menagerie, dan zou de betrokken persoon inderdaad geen redelijk figuur slaan. Ik schrijf je dit, omdat er vage geruchten rondloopen, dat je 't een of ander op een der congres vergaderingen te berde wenscht te brengen. Wij kunnen niet gelooven, dat die geruchten meer dan losse geruchten zijn, maar het is toch altijd beter, dat wij het vooruit eens zijn over de houding, die de redactie van de Nieuwe Gids op het Congres heeft aan te nemen. Intusschen,
Hartelijk gegroet tt. Willem Kloos uit naam der redactie-vergadering
(In De Nieuwe Gids van October 1887, 3e jaargang, blzz. 1-11 heeft Albert Verwey een artikel gepubliceerd, gedateerd 19 Sept. '87, over Het twintigste taal- en letterkundig congres). | |||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||
De tweede brief is van Albert Verwey en is waarschijnlijk geschreven na een redactievergadering.
Die Port van Cleve, Amsterdam.
Amice, A propos van dien brief van D.H. JoostenGa naar voetnoot1 - ik wou er niet over spreken, daar Willem bij was, maar heusch, wees nu eens verstandig en neem niet deel aan dat diner, al dringt J. erop aan. Het zou toch wat al te gek zijn: een Nieuwe Gids Redacteur, die mêe een diner aanbiedt aan twee oude Gids redacteuren - verbeel je dat wij een Congres beleiden, en Veth, Boeken etc maakten plan om ons een diner aan te bieden, denk je dat V. Hall + Quack daaraan mee zouden doen? En het geval staat daar toch minstens aan gelijk, zou ik denken. Jij gaat in die zaken wel eens wat al te vroolijk op je luimen door, maar heb nu eens geen luimen en hou je aan een solide gevoel van eigenwaarde en gezonde practijk, dat waarachtig geen convenance is. Yours Albert
Albert Verwey heeft in een voordracht gehouden op het vijftiende Nederlandsche Philologen-Congres te Leiden op 21 April 1933, het volgende over deze quaestie gezegd (Keuze uit het proza van zijn hoogleraarstijd, 1925-1935, blz. 245): ‘Het lag niet in de lijn van de jonge redacteuren dit Congres bij te wonen. Het was de uitdrukking van een verbroedering die voorloopig niet de hunne was en waaraan zij niet wilden deelnemen. Dat tenminste drie van hen zich nochtans als leden lieten inschrijven, gebeurde dan ook niet zonder voorafgaande besprekingen en niet zonder meeningsverschil. Het voorstel ertoe werd gedaan door Frank van der Goes en de hevigste tegenstand kwam juist van hem die door het publiek voor de minst revolutionaire werd aangezien. Frederik van Eeden, die tot zijn wanhoop - zooals hij mij schreef - verhinderd was de uitgeschreven vergadering bij te wonen, vond geen woorden sterk genoeg om zijn afkeuring van het plan uittedrukken. Hij achtte het Congres een menagerie en zou zich dood schamen als er een van ons mee ging brullen. Dit meebrullen lag nu niet in Van der Goes' voornemen. Maar wel vond hij het wenschelijk dat, nu het Congres in onze eigen stad gehouden werd, de redactie, als vertegenwoordigster van een nieuwe letterkundige beweging, persoonlijk aanwezig zou zijn, en uit eigen waarneming oordeelen. Dit was de opvatting waarmee de overige redacteuren zich vereenigden en waaraan zij gevolg gaven’. | |||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||
(De brief van Van Eeden aan Verwey ontbreekt in de Mededelingen XI van het Frederik van Eeden-Genootschap).
Merkwaardig is de volgende briefkaart door Van Deventer op 6 Juli '88 aan Van Looy geschreven: | |||||||||||
[6 juli 1888]Looy, we zijn alle drie - Kloos en François en ik - een beetje dronken. Daarom drukken wij je de hand per briefkaart. Ik ben uit Amsterdam, helaas! Schrijf me naar Dordrecht. De toekomst van de N.G. is zwart. Stuur je impressies - Ik ben bij Allebé geweest, en heb een half uur prettig gepraat. Hoe gaat het met je en met de andalusische Sibylle? Kees woont vermakelijk op Bussum. Van der Goes heeft kans gevangen te worden gezet. Kloos heeft zijn haar laten knippen - Veth schildert en etst in Laren. Witsen werkt hard. Chap Het leven is een oliepot elk een doopt er in zijn penseel en kleurt zijn intentie wit of zwart. Trifouillard
Dag Looy, hier ben ik: de toekomst N.G. is niet zwart Kloos
Van links onder naar rechts boven door den tekst heen geschreven, staat in de hand van v. Deventer: Jaap Maris = Rembrandt De volgende brieven aan Van der Goes behoeven geen toelichting. Men kan er in lezen, dat Van der Goes geldschieter bleef en de verhouding tusschen Kloos en Verwey tot een crisis had geleid. | |||||||||||
22 Augs 88 Katwijk.Amice, Ik kom je dringend om wat geld vragen, dat ik vóor Zaterdag hard noodig heb. Als je eenigszins kunt - doe me 't pleizier te kunnen, - stuur me dan f 100.- Daarvan zullen f 75.- gedekt zijn door salaris Kloos en de voorschotten die ik gedaan heb van de laatste maanden. We hadden nog gedacht je hier te zullen zien. Vergeet nu in godsnaam niet te sturen - ik heb niets en kan hier niet van daan. tt Alb.V. | |||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||
11. Camden Park road Camden Square London N.W. 26 Nov. 1888.Amice, Dank voor de f 25, die Verwey mij door jou gestuurd heeft. Ik heb thans zeventien bladzijden copy gestuurd in het geheel, en er komen nog wel een paar bladzijden bij. Zou je zoo goed willen zijn mij daarvoor f 25 op de zelfde manier te sturen. Zoo gauw mogelijk. Want het is het eind van de maand en Willem en ik zijn allebeî hard, Daarom liefst vóór het eind van de maand. Het bevalt mij hier heel goed. Ik maak heel rare verzen tegenwoordig waar die suffe Hollanders wel van op zullen kijken. Zou je mij een grooten dienst willen bewijzen? Ik ben ernstig van plan met de literaire kronieken door te gaan, als vroeger. Maar daarvoor heb ik noodig dat mij de nieuwe bundels gedichten en wat verder van belang mocht zijn voor mij, mij worden toegezonden. Zou jij daar niet eenige zorg voor kunnen dragen? En nog een ernstig verzoek. Ik ben zeer bang, dat Verwey soms in mijn copy zal gaan knoeien en veranderen. Ik ken hem daarin bij ondervinding: maar wil het absoluut niet hebben: wat ik schrijf, is wat ik meen, precies, en ik zeg het zoo goed als het kan, dus heeft niemand het recht om daarin iets te wijzigen. Zou je daar ook voor willen zorgen? Toe. Ik schrijf je gauw meer maar ben nu moe, want ik heb vandaag al een brief van 8 zijdjes aan Fré gestuurd en twee verzen gemaakt. Dag, beste Frank, een hand van Willem Kloos Denk je s.v.p. om het geld. Schrijf mij ook of de roman van v. Deyssel al uit is. Verwey kán dat niet.
(In de December-aflevering zijn van Kloos opgenomen de volgende verzen: Zelf-verandering; Zelfbesef; Snikken; Homo Sum I en II; Toen ik rozen kreeg; Toen ik de rozen opnam; Herfstgeneurie; Alle zeven; Een Leven I en II en Mijn Haat. Verder een Literaire kroniek over Hélène Swarth. De roman van Lodewijk van Deyssel is De kleine Republiek. De brief van 8 zijdjes aan Van Eeden, die op 26 November geschreven zou zijn, heb ik niet gevonden. Op 27 Nov. heeft Van Eeden aan Kloos een brief geschreven, die men vinden kan op blzz. 203 en 204 en het antwoord van Van der Goes op blzz, 204 en 205 van De Geschiedenis van De Nieuwe Gids.) | |||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||
hem komen dineeren, oin daarna met z'n drieën een conferentie te hebben. Ik zal het genoegen hebben, om twaalf uur des middags naar je welvaren te komen informeeren, Prinsengracht 293. Spreek er met niemand over, dat ik hier ben s.v.p. Ik ben in cognito tt Willem Kloos Met. niemand bedoel ik Verwey | |||||||||||
Amsterdam, 9 Sept. 89 Jan. v.d. Heijden straat 259Amice, Bij nader inzien en na de zaak rijpelijk overwogen te hebben, zoowel met mijn verstand als met mijn gevoel, moet ik je tot mijn spijt mededeelen, dat ik je wel zeer dankbaar ben voor je vriendschappelijk voorstel, mij door middel van een aantal menschen, eenige geldelijke toelage te verschaffen, maar dat ik, hoe gaarne anders ook, onmogelijk gebruik er van zou kunnen maken. Ik verzoek je dus vriendelijk geenerlei stappen in die richting te doen, je bij voorbaat mijn hartelijken dank zeggend voor eventueel genomen moeite. Van Eeden, met wien ik geconfereerd heb, zal je waarschijnlijk meer mededeelen. Ik vertrouw, dat wij, als verstandige menschen, het wel eens zullen worden in deze voor mij zoo onaangename en toch onvermijdelijke kwestie. Tot ziens tt Willem Kloos Den Heer F.v.d. Goes.
Onderling contract van de Redn-Eigenaars
(In het handschrift van v.d.G.: is nooit in werking gebracht F.v.d.G. 5/1927) |