Art 1. De tweede ondergeteekende treedt uit de redactie van de Nieuwe Gids. De ondergeteekenden ter eenre blijven vormen de redactie en beheerders [en dus niet behouders, zooals er gedrukt staat] van dit tijdschrift.
Deze foutieve copieering deed mij op pagina 258 een noot plaatsen, die uiteraard vervallen moet, al is de quaestie over de oprichtingsrechten van Verwey mij nog steeds niet geheel duidelijk; in thans bekend geworden brieven komt Verwey op deze zaak terug.
Mevrouw dr Mea Nijland-Verwey wees er op, dat het tegenover pag. 161 geplaatste portret van Willem Kloos niet door Witsen is gemaakt.
Ik stel er prijs op hier een verklaring te geven hoe ik er toe gekomen ben in een noot op pag. 435 Frederik van Eeden soms niet vrij van anti-semietisme te noemen. In den tweeden druk kon ik die noot aldus formuleeren: Ook Tideman leed aan dat euvel en Van Eeden scheen er in die dagen soms niet vrij van. Later was dat anders als men denkt aan zijn vriendschap met Jacob Israël de Haan, Erich Gutkind, mr I.B. Cohen en A. Aletrino.
De reden van mijn oorspronkelijke meening was gelegen in het feit, dat Van Eeden op 12 Dec. '89 aan Kloos dit had geschreven:
‘Goes is heel aardig geweest. Maar ik vind dat hij zich verschrikkelijk met die diamant-slijpers encanailleert. Ik ken die lui ook - ze zijn onder mijn patienten. Verguld zijn ze door dien omgang met van der Goes. Iederen Zaterdag eet hij bij een, - bij den rijksten natuurlijk. Hoe iemand zich zoo tot Joden-luis vernederen kan begrijp ik niet’. (Mededelingen van het Frederik van Eeden-Genootschap, Sept. 1946, blz. 36).
Ook in een brief van 5 Maart 1890 aan Van der Goes schreef hij: ‘Zou jij niet wat van je joodjes gedaan kunnen krijgen’. Al was deze zinsnede mij toen niet bekend, de gebeurtenissen uit den oorlog deed mij een woord als ‘Joden-luis’ anti-semietisch in de ooren klinken. Dit ter verklaring.
Op een ander punt moet ik ook nog de aandacht vestigen. Het betreft de ‘Zes verminkte sonnetten aan een verloren vriend’ (Jeugd-Verzen, blz. 105). Deze sonnetten waren onverminkt eerst verschenen in de Groene Amsterdammer van 21 Juni 1919 ter gelegenheid van Kloos' 60en verjaardag. De ontbrekende verzen waren niet bepaald welwillend. Zie pagina 524 van De Geschiedenis van De Nieuwe Gids.
Op andere in critieken gemaakte opmerkingen, die vaak van onnauwkeurig lezen blijk gaven, lijkt het mij beter niet in te gaan.
Rest mij hier mijn dank te betuigen aan prof. dr A.J.C. Rüter, directeur van het Int. Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam, voor de welwillendheid mij toegang te geven tot het archief van F. van der Goes; aan Dipl. Ing. Hans van Eeden, die dit deed in het Frederik van Eeden Museum; aan het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage, aan Harry G.M. Prick, die steeds bereid was mij in te lichten en niet in de laatste plaats aan het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, dat door het verleenen van subsidie deze uitgave mogelijk maakte.