De geschiedenis van De Nieuwe Gids
(1955)–G.H. 's- Gravesande– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
IX Was Kloos de leider?Over de vraag of er een leider was bij de redactie is uit-en-ter-na geschreven. Er waren tijdgenooten, die Kloos als zoodanig beschouwden. Maar was hij dat? Frans Erens heeft op 8 Februari 1933 in De Maasbode zijn serie feuilletons Vervlogene Jaren voortgezet, na de publicaties van 17 Juni tot 22 Juli 1931. Het eerste stuk van de nieuwe reeks had tot ondertitel Het z.g. ‘leiderschap’ van Willem Kloos is een fictie. In dat artikel schreef Erens o.m.: ‘Wanneer ik mij in mijn herinneringen verdiep en er een waarachtig beeld uit wil ophalen van de beweging van '80, die onze taal heeft vernieuwd, zie ik mij verplicht op te komen tegen de eerst in latere jaren (o.a. door Donker in zijn “Vernieuwing onzer Poëzie”) geuite bewering van een leiderschap in deze beweging door Willem Kloos. Neen, er was geen leider, zooals Donker beweert, en de een was evenveel pionier als de ander’. [....] ‘Kloos werd redacteur-secretaris en de anderen lieten hem dat gaarne over. Over iedere historische periode ontstaan legenden. De nakomer heeft er behoefte aan om te synthetiseeren; de oneindige verwevenheid der stroomingen en gebeurtenissen schrikt hem af, is ook niet meer na te gaan en het aannemen van een leiderschap bood zich hier aan als een welkome en vereenvoudigende oplossing. In dien tijd heeft Kloos zelf ook nooit de leider willen zijn en als latere historici hem dat hebben gemaakt, dan heeft hij dat zich eenvoudig laten aanleunen. Jacques Perk was de eigenlijke pionier en Kloos de voornaamste dichter van de generatie van '80 geweest en gebleven’. Dit laat aan duidelijkheid niets te wenschen over; Erens wilde de legende, die ontstaan was, uiteen rafelen en heeft deze bewering in de definitieve uitgave van zijn boek niet alleen gehandhaafd, maar verduidelijkt. Tegen de geciteerde uitlating in het feuilleton hebben de aanhangers van Kloos geprotesteerd. De kranten hadden deze constateering van Erens overgenomen en een der jonge bewonderaars van Kloos, de theologische student J.A. Stellwag, heeft in het Utrechtsch Dagblad van 15 Februari 1933 daar tegen stelling genomen. Dat ingezonden stuk kan men overgedrukt vinden in het October-nummer 1939 van De Nieuwe Gids, waarin Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe een artikel heeft geschreven Lodewijk van Deyssel en zijn vrienden. Ze polemiseert daarin tegen Timmerman en Erens over hun boeken Tim's Herinneringen en | |
[pagina 168]
| |
Vervlogen Jaren. Uit dat ingezonden stuk liet zij om onbegrijpelijke redenenden slotzin weg. Deze zin luidde: ‘Dat kan zelfs een Boutens getuigen’. De heer Stellwag stuurde zijn artikel aan Kloos toe met den volgenden brief (Gemeente-archief): | |
Utrecht Hamburgerstr 7 15-2-33Hooggeleerde Heer! Gij zult wel vermoedelijk weten dat een zeker heer Erens in de ‘Maasbode’ over Uw beweging van '80 schrijft. Ik voelde me geroepen enkele dingen recht te zetten die minder juist waren, en sluit hierbij mijn ingezonden stukje in het ‘Utrechtsen Dagblad’ in. Moge het - hoe gering ook - een klein bewijs zijn van erkentelijkheid wat Ge jaren geleden gesticht hebt in ons landje op kunst- en wetenschappelijk gebied, en tevens voor wat Ge ons nog steeds geeft, hetzij in Uw critieken of Binnengedachten. Met de meeste hoogachting J.A. Stellwag
Jeanne Kloos, die haar man met bewonderenswaardigen trouw bewaakte, heeft hem van den brief onkundig gelaten; zij heeft den heer Stellwag in een ongedateerden brief (134 A 5 I) het volgende geschreven:
's-Gravenhage Regentesselaan 176 Zeergeachte Heer, Mag ik U even antwoorden op Uwe zooeven ontvangen, en van zooveel hartelijke vriendschap getuigenden brief, met ingezonden stuk? Ik was namelijk van plan aan de Maasbode een communiqué te sturen, aangaande het artikel van Erens, - maar de zekerheid, dat de Redactie, die de beweringen van Erens (door zijn bovenschrift) nog wat aandikt, het toch niet plaatsen zou, deed mij er van afzien. En een correctie van U maakt natuurlijk veel meer indruk dan van mij, 'qui prêche pour sa propre paroisse ... Ik kan U niet zeggen, hoe blij ik ben met Uwe zending. Voor elk woord uit Uw ingezonden stuk en uit Uw brief ben ik U dankbaar. Uw daadwerkelijk optreden uit een fijngevoelige rechtvaardigheidsoverweging heeft mij zooveel goed gedaan. Ten eerste omdat het publiek nu beter is ingelicht, maar vooral ook door het besef, dat mijn man, bij veel miskenning en tegenwerking, toch nog ware, trouwe vrienden heeft, die voor hem opkomen, en hem steunen willen in de volbrenging van zijn levenstaak, die hij nog altijd met dezelfde liefde en overgegeven toewijding voortzetten blijft. Uw brief-en-artikel wordt bewaard in het Nieuwe Gids archief, als onder- | |
[pagina 169]
| |
deel van de letterkundige Geschiedenis, die in verband staat met De Nieuwe Gids. Geloof mij, in durende erkentelijkheid, Uw hoogachtende Jeanne Kloos- Reyneke van Stuwe
Het zou wel zéér goed zijn, als U Uw uitstekend, stuk óók stuurde aan den heer Erens-zelf? Kan dat? Ik zou het heerlijk vinden. Zijn adres is: Mr. François Erens Rijksweg 288 Houthem (Limburg)
Aan den raad van mevrouw Kloos heeft de heer Stellwag, die blijkbaar nooit van Erens had gehoord, gevolg gegeven. Men mag gerust aannemen, dat het met spoed is gebeurd. Erens heeft daarna aan Kloos over zijn feuilleton geschreven, maar, wonderlijk genoeg, pas op 5 April. Het blijft vreemd, dat Jeanne Kloos aan Stellwag kon schrijven, dat de redactie van De Maasbode het bovenschrift had geplaatst, wat Erens pas op 14 April bericht heeft. Er moet dus correspondentie met dat dagblad aan zijn vooraf gegaan. Wat er precies tusschen half Februari en half April is voorgevallen heb ik, tot mijn spijt, niet kunnen vaststellen, omdat ik op een brief om inlichtingen aan mevrouw Erens geen antwoord heb ontvangen. Ook op mijn verzoek om inzage van de correspondentie tusschen mevrouw Kloos en Frans Erens mocht ik niets hooren. Toch blijkt uit alles, dat Kloos geheel buiten de quaestie werd gelatenGa naar voetnoot1. Erens schreef dan 5 April aan Kloos - en ik citeer de passage in haar geheel, omdat Jeanne Kloos in haar artikel slechts een summier overzicht geeft -: 'Gij weet of gij weet niet dat ik eenige correspondentie in ‘de Maasbode’ heb geschreven over de oprichting van de N. Gids. ‘Ik heb die ann Sophie [mevrouw Erens] gedicteerd een paar jaren geleden. Zij heeft bij het typen niet zuiver mijn dictaat weergegeven, zooals ik in den druk bemerkte’. Dit epistel, dat in het Gemeente-archief berust, evenals de volgende | |
[pagina 170]
| |
brieven, was gericht aan Kloos en nu is het opmerkelijk, dat ook hierop een antwoord van mevrouw Kloos is gevolgd. Ik had gaarne den oorspronkelijken brief geciteerd, maar nu dat niet mogelijk is, moet ik mij vergenoegen met het citaat, dat zijzelf in De Nieuwe Gids geeft in het reeds genoemde artikel: ‘Het is wel jammer, Frans, dat je niet in “De Maasbode” zelf, direct toen je het merkte, hebt geschreven, dat je herinneringen niet conform je dictée zijn gepubliceerd. Immers, niemand heeft kunnen begrijpen, hoe door een medestander èn vriend den schijn kon worden gewekt, als zou Kloos’ leiderschap maar ‘fictief’ zijn geweest. Dergelijke uitlatingen als nu van jou zijn vooral noodlottig in den tegenwoordigen tijd, nu heel het geestelijk leven tot ondergang lijkt gedoemd. In 's hemelsnaam, laten wij toch juist in deze tijden solidair en schouder aan schouder staan, en niet den schijn wekken, of er in ons eigen intiemste letterkundige milieu een geest van ontbinding heerscht. Neem mij deze woorden niet kwalijk. Ik schrijf ze pas, nu je zèlf in je brief aan Willem, de openbaar-making van je herinneringen in dezen onjuisten vorm verontschuldigt en blijkt te betreuren ...'. Uit het antwoord van Erens citeert mevrouw Kloos één zin: ‘Ik erken Kloos gaarne als leider van de N.G.’ en zij schrijft dan verder: ‘Ik wil getuigen, dat deze apologie mij een ontzaglijke voldoening is, dat ik haar met nóg meer voldoening publiceer. Wèl zou het beter zijn geweest van mijn “innig trouwen vriend”, zooals Erens zich onderteekende, als hij die woorden, hetzij in “De Maasbode”, hetzij in “De Tijd” openlijk had geplaatst. En zeker was het verstandiger geweest van mevrouw Erens, als zij in het boek van haar man een schrapping had gemaakt van de woorden, door Erens in een particulieren brief als onjuist erkend, en waardoor het waardevol-geschiedkundige werk, helaas, wordt ontsierd. Laten wij ons troosten, dat hier in “Den Nieuwen Gids” thans deze kwestie volledig is verklaard èn rechtgezet’. Als Jeanne Kloos haar eigen brief volledig had afgedrukt en ook den brief van Erens zou inderdaad de quaestie voor het grootste deel opgelost zijn. Nu is dat niet het geval, al begrijpen wij globaal door het antwoord van Erens, wat zij verder geschreven heeft. | |
Houthem 14 April '33Beste Jeanne, Laat ik beginnen met te verklaren dat de opstellen in de Maasbode over van der Goes en van Deyssel op ééne enkele drukfout na, geheel van mij zijn; dat over van Eeden heb ik niet herlezen in de courant. Ik zag daarin later, dat Sophie bij het typen bij Verwey een kleine verandering had aangebracht. Ik had hem namelijk een zuiver intellectueel dichter genoemd, terwijl ik Kloos de dichter van de N.G. die prachtige gevoelvolle verzen had geschreven qualificeerde. De woorden ‘Kloos’ leiderschap is een fictie' zijn niet van mij, maar van ‘de Maasbode’ zelf. Daarvoor moet je die courant kennen. | |
[pagina 171]
| |
Als Willem boos op mij is, dan heeft hij ongelijk. Hij heeft nooit een trouweren vriend gehad behalve Witsen en Boeken. Maar een vriendschap, die zoo lang heeft geduurd als de mijne namelijk op 4 of 5 maanden na een halve eeuw, dat vindt men niet licht. Uit kleinigheden heb ik opgemaakt, dat hij boos is. Moeten wij dan in den laatsten tijd van ons leven elkander den rug toe draaien? Dat die theologische student van de vrije universiteit munt heeft geslagen uit ‘het leiderschap van Kloos is een fictie geweest’ dat ligt buiten mijn schuld. Je begrijpt, dat ik niet voor mijn plezier die historie van de N.G. ben gaan oprakelen. J'en avais jusqu'a là. Voor Willem is dat een andere zaak. Ik ben van het principe ‘Lasz das Vergangene vergangen sein’. Ik vind het ook beter in deze moeilijke tijden schouder aan schouder te staan, dan tegen elkander te vechten. Wanneer het met Willem tot een breuk komt, dan verlies ik niet alleen hem, maar natuurlijk ook jou. [....]. Om er nog eens op terug te komen: Ik erken Kloos gaarne als leider van de N.G. maar ik zeg, dat ieder tachtiger zijn eigen onafhankelijke ideëen had. Dat is de quintessence. Willem zal het zelf er mee eens zijn. Sophie heeft eenige dingen verkeerd geformuleerd. Ik schrijf je nu maar in haast. Ik kan niet altijd schrijven, wanneer ik wil, want ik ben asthmatisch. Moge dit briefje voorloopig je eenigszins ophelderen en er een toestand van kalmte en rust in mijn verhouding tot jullie intreden. Ik wensch niets meer dan dat. Geloof mij steeds je innig trouwen vriend F. Erens
En thans nog iets over het verwijt aan mevrouw Erens over de uitgave van het boek Vervlogen Jaren in 1938. Blijkbaar was de verschijning in de dagbladen aangekondigd. Jeanne Kloos moet op dat bericht gereageerd hebben met een brief aan mevrouw Erens, die er dit antwoord op gegeven heeft: | |
Houthem 30 Oct. 1938Lieve Jeanne, In antwoord op je brief gedateerd van de 24n Oct, dien ik, blijkbaar na eenige omzwervingen, heb ontvangen, wil ik je het volgende meedeelen. Het is inderdaad waar, dat de herinneringen van Frans binnenkort in boekvorm zullen verschijnen, waarschijnlijk zijn zij reeds afgedrukt. De opschriften, die je gehinderd hebben en die door de courant, waarin zij werden gepubliceerd, uit eigen initiatief waren geplaatst, waren reeds door Frans zelf bij zijn leven geschrapt. Verder is de tekst natuurlijk door mij gepubliceerd, zooals hij die oorspronkelijk had geschreven met inachtneming van kleine veranderingen, die hij hier en daar liet aanbrengen en enkele zinnen, die hij wilde inlassen. Ook nog geheel ongepubliceerde stukken komen in het boek voor. | |
[pagina 172]
| |
Kort vóór zijn dood dicteerde hij het slotstuk, dat geheel over hemzelf loopt. Zijn opinie betreffende een leiderschap in de beweging van 80 bleef hij handhaven, lichtte dit, meen ik, nog toe met enkele zinnen. Je kunt begrijpen, dat ik niets in zijn werk verander of schrap, tenzij hij dat zelf zoo heeft bestemd. Dat is voor mij onmogelijk. Ik weet dat hij Willem Kloos steeds de grootste dichter van 80 heeft gevonden en dat hij dat ook in deze herinneringen heeft gezegd. Ook had hij veel sympathie voor zijn persoon.
Het is duidelijk, dat mevrouw Kloos nog een poging heeft gedaan om bepaalde passages uit het boek te laten schrappen, maar dat is haar niet gelukt, zoodat wij in het boek van Erens een authentieken tekst bezitten. Maar er bestaat nog een brief van mevrouw Erens over de uitgave van het boek van haar man. Gerben Colmjon heeft in De Oorsprongen enz., blz. 192, geschreven, dat hij een brief bezat van mevrouw Erens-Bouvy aan hem gericht, welken brief hij mij ter publicatie afstond. Mevrouw Erens schreef hem naar aanleiding van een in De Telegraaf van 25 Dec. 1938 verschenen recensie: | |
10 Januari 1939 Oude Slot HeemstedeHooggeachte Heer, Naar aanleiding van uwe bespreking van. ‘Vervlogen Jaren’, de herinneringen van Frans Erens, wenschte ik u mede te deelen, dat de afwijkingen met den vroeger gepubliceerden tekst, die u in het boek hebt gevonden, door mijn man zelf zijn aangebracht. Zij waren echter niet gewichtig en zoo vergat ik dit te laten memoreeren. Reeds dadelijk na de eerste publicatie heeft hij die wijzigingen laten aanteekenen. Door den toestand van zijn gezondheid werkte hij langzaam; daardoor werden de laatste stukken niet meer bij zijn leven gedrukt. Dat hij met zijn werk tot het laatste toe is bezig gebleven, blijkt daaruit, dat hij kort vóór zijn dood het slot-stuk der herinneringen heeft gedicteerd, zooals ik op pag. 201 heb meegedeeld. Ik betuig u ook mijn dank voor de waardeering van zijn werk, die uit uwe bespreking blijkt. Met de meeste hoogachting Sophie Erens-Bouvy | |
[pagina 173]
| |
Uit deze geheele correspondentie blijkt, dat de voorstelling, door mevrouw Kloos gegeven, niet zuiver en waarheidsgetrouw is. Zij heeft inderdaad een niet bestaand leiderschap, waar Kloos, zooals uit de volgende hoofdstukken blijken, zal, langzamerhand zelf in was gaan gelooven, tot een historisch feit willen verklaren. Erens heeft èn in zijn brief èn in den definitieven tekst van zijn boek zijn zienswijze gehandhaafd, evenals zijn vrouw, ondanks de pogingen van Jeanne Kloos om wijzigingen te laten aanbrengen. |
|