Ook omtrent uwe opmerking over het dilettantisme in de kunst verschil ik met de redaktie van meening. Ik ben bepaald van oordeel, dat het dillettantisme ontzaggelijk in onze kunst veld heeft gewonnen, vooral onder de vrouwen. Iedereen schrijft tegenwoordig, of meent ten minste het te kunnen doen. Onder dillettanten versta ik personen, die ‘aan kunst doen’, zonder artiest te wezen; en hoe weinig artisten vindt men tegenwoordig onder onze schrijvers enz? Maar dit is slechts een punt van ondergeschikt belang, waarin men een persoon zijn persoonlijke meening, zonder gevaar voor de strekking van het stuk, kan laten behouden.
U nogmaals dankzeggend, teeken ik mij hoogachtend
Frans Netscher
In de vergadering van 6 Januari 1886 berichtte Kloos, ‘dat het stuk van F. Netscher teruggekomen is. De wijzigingen zijn op een paar na geschied. De heer v.d. Goes vindt, dat nu niet aan de voorwaarden is voldaan. Hierop volgt een discussie. De heer v. Eeden doet eindelijk het voorstel, dat het stuk van Netscher naar de zetterij zal gebracht worden, en dat hem tegelijk met de proef per brief zal herinnerd worden, dat het veranderen der bewijzen voor het gebrek aan psychologische kennis van v. Maurik een der door de redactie gestelde voorwaarden van aanname is’.
Netscher heeft getracht het bezwaar op te heffen, want hij zegt in een brief van 19 Januari 1886: ‘Ik zoek in V.M's bundels naar treffende voorbeelden van zijn gebrek aan psychologische kennis’. Makkelijk is hem dit blijkbaar niet gevallen, want op 23 Januari bericht hij aan Kloos, dat hij dien ochtend ‘de drukproeven aan den drukker’ teruggezonden had. ‘Van vele uwer wenken of kantteekeningen heb ik partij weten te trekken. Om echter de voorbeelden van V.M.'s psychologische onwetendheid in het oog loopend te versterken, zou ik verplicht zijn geweest zijne bundels op nieuw te doorloopen, waartoe mij natuurlijk de tijd ontbrak. Daar zij mij evenwel, zelfs na aandachtige lezing, vrij afdoende voorkwamen, heb ik er mij, tot mijn spijt, toe moeten bepalen aan het door mij geciteerde één sprekend bewijs toe te voegen. Ik hoop hiermeê het bezwaar uwer redactie te hebben ondervangen’.