‘Nee, laat u maar,’ antwoort Petra.
Peter begint zich met zijn elbogen langs een aantal jongelui te werken. Hij gaat in de richting van Bram van Leeuwen.
‘Peter, kom hier!’ roept Petra met gedempte stem.
Peter luistert niet.
Hij vordert aardig en is nog slechts enkele meters van Bram van Leeuwen verwijderd.
En dan staat hij opeens vlak naast hem.
‘Gaat het goed?’ vraagt hij.
‘Het gaat best!’ antwoordt Bram van Leeuwen.
Dan pas herkent hij Peter.
‘Zo, kreng,’ zegt hij. ‘Wat moet je hier?’
Hij brengt zijn hoofd dicht bij dat van Peter.
‘Als je niet gauw maakt dat je wegkomt, vermoord ik je,’ zegt hij. ‘Ik heb een revolver bij me!’
‘Die heb ik ook!’ bluft Peter.
Hij maakt nu echter een achterwaartse beweging.
Hij vindt het verstandig de winkel te gaan verlaten.
Petra is al buiten.
Zij waarschuwt een agent.
‘Wat is er meisje?’ vraagt de agent.
‘Een dief. Binnen. In de platenwinkel!’ roept Petra.
‘In die platenwinkel?’ vraagt de agent. ‘Dat verwondert me niets. Er worden ontzettend veel platen gestolen, maar wij mogen niets doen, zo lang de eigenaar ons niet waarschuwt.’
‘Maar ik waarschuw toch,’ zegt Petra.
‘Ben je de eigenaar?’ vraagt de agent.
Petra kijkt de agent verbaasd aan.
‘Is die winkel van je vader?’ vraagt hij.
‘O nee!’ antwoordt Petra.
‘Dan heb ik er niets mee te maken,’ zegt de agent.