Beneden is het een oorverdovend lawaai.
Drie agenten proberen de deur in te lopen en staan even later hun pijnlijke schouder te wrijven.
Dan weerklinken er knallen.
Het slot van de buitendeur wordt stuk geschoten.
Harde stappen op de trap.
Drie agenten stormen de kamer binnen
‘Handen omhoog!’ schreeuwen ze.
Onmiddellijk staan ze om Peter heen, slaan de revolver uit zijn hand en boeien hem.
‘Maar hij niet!’ gilt Petra. ‘Hij!’
Zij wijst op de grijnzende Bram van Leeuwen in de fauteuil. ‘Wie is dat?’ vraagt een brigadier.
‘Dat is mijn zoon,’ zegt mevrouw Van Leeuwen suikerzoet. ‘Hij doet niemand kwaad!’
‘Ik ben van de bank!’ roept Clara Verhey. ‘Dat is de schurk!’
Zij wijst op Bram van Leeuwen.
De agenten zien hun vergissing in.
Bram van Leeuwen wordt geboeid en weggevoerd.
Peter krijgt een kort schouderklopje.
Dan verlaat de laatste agent de kamer, maar hij komt toch nog even terug om de revolver van Peter op te rapen en mee te nemen.
‘Daar zitten we nou,’ zegt Clara Verhey.
‘Wat doe je met het geld?’ vraagt mevrouw Van Leeuwen.
‘Dat gaat weer naar de bank,’ antwoordt Clara.
‘Het was maar een grapje van mijn zoon,’ zegt mevrouw Van Leeuwen.
‘Ja, hij is erg grappig,’ zegt Petra. ‘Deze koffer zit vol grammofoonplaten!’
En dan staat er plotseling weer een agent in de deuropening.