nistratie bij te houden.
Juffrouw Bleek roept Petra en Peter bij zich.
‘Jullie zijn nieuw,’ zegt zij.
‘Ja, juffrouw Kroot!’ schreeuwt Peter.
‘Wat??’ gilt juffrouw Bleek. ‘Wat zeg je me daar?’
‘Neem hem niet kwalijk, juffrouw Biet,’ zegt Petra snel. ‘Peter komt uit Turkije. Hij kan nog niet zo goed overweg met de Nederlandse taal. Dan maakt hij veel fouten. En... er is overeenkomst tussen een kroot en een biet. Zo'n fout maak je gemakkelijk!’
‘Jij komt op het rapport, vervelend nest!’ zegt juffrouw Bleek streng.
Zij ziet zo rood als een kreeft.
‘Nu al rapport?’ vraagt Peter. ‘We zijn hier pas, juffrouw Biet!’
Juffrouw Bleek laat haar potlood waarmee zij de namen van Petra en Peter in haar boekje wil schrijven, zakken.
‘Denk je dat ik zo heet?’ vraagt zij.
‘Ja, juffrouw Biet,’ antwoordt Petra beleefd.
‘Wie heeft je dat verteld?’ vraagt juffrouw Bleek.
‘Eh... dat weet ik niet,’ antwoordt Petra slim. ‘Ik ken de namen nog niet goed...’
‘Dat was Anja de Raaf!’ roept Peter. ‘Het kan ook Aja de Kraai zijn, daar wil ik af wezen!’
‘Anja de Raaf,’ zegt juffrouw Bleek. ‘Die noteer ik dan voor een strafmiddag!’
Petra geeft Peter een duw.
Stommeling, betekent die duw. Je moet de andere kinderen niet verraden.
‘Ik heet Bleek,’ zegt de vuurrode juffrouw. ‘Bleek. B-L-E-E-K! Bleek!’
‘Ja, juffrouw Bleek,’ zegt Petra beleefd.