toch beneden, in de kamertjes naast de deel?’
‘Ik zag de brand het eerst,’ antwoordt Claudia, ‘en toen ben ik met Andries het huis binnen gegaan om iedereen te waarschuwen.’
‘O, hebben jullie dat gedaan,’ roept moeke uit. ‘Nou, dat vind ik geweldig!’
De mannen slepen nu zo veel mogelijk meubelen het huis uit. Stoelen, tafels, de sterkste mannen zijn met de piano en het orgel bezig. Zij hebben in de voorkamers de ramen ingeslagen en proberen de piano en het orgel daardoor naar buiten te werken. Het valt niet mee. Er komt heel wat tilwerk aan te pas. Eindelijk hebben zij de zware piano in het kozijn gekregen.
‘Waarom wordt de brandweer niet geroepen?’ vraagt Claudia aan Andries. ‘Waarom wordt er niet geblust?’
‘De brandweer is gewaarschuwd,’ antwoordt Andries. ‘Moeke heeft daar net opgebeld, maar de brandweer moet helemaal uit Barneveld komen. Ze hebben hier geen brandweer!’
Ontzet staart Claudia naar de grote vlammen. Het kamertje waar zij daarnet nog heeft gestaan, brandt nu als een lier. Grote vlammen slaan uit het dak. Een gedeelte is al ingestort.
‘Achteruit, mensen!’ roept een man. ‘Misschien komt straks de gevel omlaag.’
Iedereen wijkt achteruit. De meeste ramen zijn als gesprongen en op plaatsen waar je het helemaal niet zou verwachten, komen dikke grauw-zwarte rookwolken te voorschijn.
‘O, o,’ jammert Claudia. ‘De hele boerderij brandt af.’
‘Straks komt de brandweer,’ troost Andries haar, maar wanneer de brandweer komt, weet hij ook niet.
Ze horen een bel rinkelen en daar komt zo waar een klein