Overal waar Andries loopt ontstaan kleine plasjes.
‘Denk om de trap!’ waarschuwt Claudia.
‘Kan ik het helpen!’ gromt Andries. ‘Het is mijn schuld niet. Dat moeten ze straks maar opdweilen. Het is hun eigen water...’
Boven weet Andries niet hoe hij het heeft. Tante Cor trekt zich niets van zijn natte pak aan. Zij omhelst Andries en zoent hem waar ze hem maar raken kan. Andries wringt zich in alle mogelijke bochten om zich te bevrijden. Van zoenen moet hij toch al niet veel hebben, maar gezoend te worden door een tante die hij niet kent en die bovendien nogal een harige bovenlip heeft, daar houdt hij helemaal niet van.
‘Die lieve jongen!’ roept tante Cor uit. ‘Kijk nou toch eens, Jan. Kijk nou toch eens hoe nat dat schaap is!’
De man met de baard, oom Jan, komt naderbij.
‘Tja, droog is hij niet,’ zegt hij, nadat hij Andries goed bekeken heeft, ‘maar als een schaap ziet hij er niet uit. Doe zijn kleren maar uit en geef hem maar een stelletje van Kees.’
‘Gelukkig heb ik de kleren van Kees altijd bewaard,’ roept tante Cor druk naar Claudia. ‘Je ziet hoe ze nog eens van pas kunnen komen. Kleed je maar uit, kereltje.’
Andries blijft stokstijf staan. Dat hij gezoend werd, is dan tot daartoe, maar hij gaat zich beslist niet uitkleden.
‘Nee,’ zegt hij. ‘Ik trek de kleren wel over deze kleren aan.’
‘Je bent gek!’ roept tante Cor uit. ‘Hij is toch niet gek, Claudia? Als hij de droge kleren over de natte aantrekt, worden de droge kleren ook weer nat!’
‘Heeft u niet een kamertje waar Andries zich even kan verkleden?’ vraagt Claudia slim.
‘Natuurlijk hebben we zo'n kamertje,’ zegt oom Jan met