hij.
‘Ik hoop het maar,’ zegt Claudia, terwijl zij een huppelpas inzet die Andries automatisch overneemt.
‘Wel leuk die gang achter die tuinen en dan dat gebouw in langs dat pakhuis. Waar kwamen we ook al weer uit?’
‘In een zijstraat van de Noordsingel, de Heemstedestraat!’ ‘Gewelding!’
‘Wat is er voor geweldigs aan?’ vraagt Claudia. Zij gaat nu weer gewoon lopen.
‘Als we aan de voorkant op de Noordsingel overvallen worden, kunnen we er altijd aan de achterkant in de... Hoe zei je ook al weer?’
‘Heemstedestraat!’
‘O ja, Heemstedestraat, nou dan kunnen we daar uit, hè?’ ‘Zeg, we worden toch zeker niet overvallen!’ roept Claudia uit. ‘Hoe kom je daar nu bij?’
‘Je kan nooit weten,’ zegt Andries. ‘Is daar de school, waar al die kinderen staan?’
Ze zijn het Lisplein overgewandeld, de Bieslandstraat door en belanden nu in de Delfgauwstraat. Voor de school staan al heel wat kinderen te wachten. De poort gaat net open.
‘Ja, dat is de school. Denk eraan dat je je fatsoen houdt.’
‘En je zou je er niet mee bemoeien,’ roept Andries een beetje kwaad.
‘Neem me niet kwalijk,’ antwoordt Claudia. ‘Ik zal me koest houden. Ga je soms liever alleen, dat ik naar mijn vriendinnetjes ga?’
‘Dat lijkt me het beste,’ mompelt Andries.
Hij blijft opeens stokstijf staan, terwijl Claudia naar Wilmie Stoutjesdijk loopt die haar pakje brood onder haar arm heeft. Pas als ze naar binnen zijn, volg Andries op eerbiedige afstand.