Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend
[pagina 204]
| |
1542 (half Augustus).
| |
[pagina 205]
| |
Een nyeu Liedeken.
1[regelnummer]
Al dat spreect met Vlaemschen tonghen,
Hoort naer dit vroelijck liet!
Twert tuwer eeren ghesongen,
Wat te Watendamme is gheschiet,
Hoe dattet beschermt was voor verdriet.
Maer this God, diet al voorsiet,Ga naar voetnoot6
Want die Vransche, valsch van manieren,
Waendent branden ende pilgieren.Ga naar voetnoot8
2[regelnummer]
Daer was een valsch verrader,Ga naar voetnoot+
Een moelenaer bi beschee,
Hi sprack tot ons heeren allegader,
Dat si over twater souden trecken in bree,Ga naar voetnoot4
Alsmen screef duysent .Ccccc. XL en twee,
En dat met eenen valschen ee,
Op den avont van Onser Vrouwe,Ga naar voetnoot7
Te half Oogst dede hi dees ontrouwe.
3[regelnummer]
Mijn heere van Nyeuwerlee coene,
Mijn heere vanden Gracht,
Om Rumegem bystant te doene,
Metschaders Rijsselambacht,Ga naar voetnoot4
Scheepten over twater inder nacht,Ga naar voetnoot5
Maer si laghender met volle macht,
Want den verrader swoer sonder sparen,
Datter meer een vaenken knechten en waren.Ga naar voetnoot8
4[regelnummer]
Dese Fransche, met nauwe listen,Ga naar voetnoot1
Si berchden haer in een hout.Ga naar voetnoot2
Ons heeren, diet niet en wisten,
Volchden haer valsche ghanghe stout;Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 206]
| |
Edel, onedel, jonck en out,
De Vransce omrijngdense so menich fout,
Si en wisten haer waer solveren:Ga naar voetnoot7
Elck vluchte sonder cesseren.
5[regelnummer]
Bellambacht met cloecken sinnen,Ga naar voetnoot1
Si hoordent allaerme slaen,
Si laghen te Wachtendamme binnen,
Si lieten haer eten staen.
Seer haest sijn si naer twater ghegaen
En riepen: ‘Keert, wi zijn al verraen.’
Veel knechten sijn huer teghen ghecomen,
Die door twater quamen gheswommen.
6[regelnummer]
Bellambacht, niet om verfrayen,Ga naar voetnoot1
Met morsle ghinghen si voortGa naar voetnoot2
En deden dat vaenderlinc blaeyen,Ga naar voetnoot3
Neffens twater op den boort.Ga naar voetnoot4
Al saghen si haer broeders versmoort,
Die al loopende sijn vermoort,
Si riepen: ‘Staet vrome landtsknechten,
Laet ons liever doot vechten!’
7[regelnummer]
Met bussen ende halve hakenGa naar voetnoot1
Vielen si seer dapperlick an
En schoten om gheraken,Ga naar voetnoot3
Daer bleef so menighen Franschen man.
Monsuer de Rues quamer toe als dan,Ga naar voetnoot5
Heel den leghere te lichten began,Ga naar voetnoot6
Die twee slanghen met hem brochte,Ga naar voetnoot7
Daermen die Fransoysen met gherochte.Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 207]
| |
8[regelnummer]
Bin dat ons lieden dus schooten,
Om Waten te doen bystant,
Die Fransche namen drye booten
Och op eenen anderen cantGa naar voetnoot4
En waenden so over te comen int lant,
Dus bleef Waten onghebrant;
Maer ons lieden dit verstonden:
Si maectense waterhonden.Ga naar voetnoot8
9[regelnummer]
Die Franchoysen met nijdighen toren
Quamen op dat saysoen,Ga naar voetnoot2
Met Borgoensche cruycen voren,Ga naar voetnoot3
Datse ons volck niet en soude misdoen,
En haelden schapen en coen,
Want si kenden haer gheluwe hoen;Ga naar voetnoot6
Mer die Borgoensche niet en lieten,
Noch tparck te behouden met schieten.
10[regelnummer]
God spare ons Keyser machtich
Voor druck ende teghenspoet,
Met allen heeren voordachtichGa naar voetnoot3
En al dat hem bystant doet,
En beschermen tonnosel bloet,
Op dat sy die Franchoysen onvroet,Ga naar voetnoot6
Die om verraetschap altijt helden,Ga naar voetnoot7
Huer valsche coopen verghelden.Ga naar voetnoot8
|
|