Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend1542.
| |
[pagina 201]
| |
andermaal hun vlucht stuitte, maar het is best mogelijk, dat alleen de verwarde vorm van het lied tot deze voorstelling aanleiding geeft en er slechts één vlucht heeft plaats gehad. In elk geval, toen de Vlamingen tot staan gekomen waren, gingen zij de Franschen dapper beschieten, van wie velen in booten langs de rivier (dit moet de Aa zijn, in wier nabijheid Rumegem ligt) het leven trachtten te redden.Ga naar voetnoot1 Dan gaat de dichter over in eene bespotting van Vendôme, die met zijne overmacht toch de nederlaag geleden heeft, en spiegelt den landsknechten tot schadeloosstelling een inval in Frankrijk voor, terwijl hij hen vermaant, in alles hun aanvoerder getrouw te blijven. In de slotstrofe noemt hij als de plaats van het gevecht Rumegem en als zijn eigen naam ‘Hansken zonder ghelt’. Het lied komt voor in het Antwerpsche Liederboek van 1544 (Hor. Belg. XI, blz. 336, no. CCXXVII).
Bron: Henne VIII, blz. 6-8. 1[regelnummer]
Op een Maendach morghen
Trocken wy crijslieden al,
Sonder trueren ofte sorghen,
Lancx een water smal.
Daer waenden wy die Fransoysen te slaen,
Wi waren met verraders belaen;Ga naar voetnoot6
Si hadden ons binnen der bane,Ga naar voetnoot7
Papegaeyken was synen name.
2[regelnummer]
Als wi over dwater quamen,
Wy lansknechten wel ghemoet,
Dry vendelijn wy vernamen,Ga naar voetnoot3
Elck in een slachoorden stoet.
Op een schutgeverte waren wy gevoert,Ga naar voetnoot5
| |
[pagina 202]
| |
Daer in die Walen waren beroert.Ga naar voetnoot6
Wi creghen ghenuchte int schieten,Ga naar voetnoot7
Te wyle dat die Walen liepen.
3[regelnummer]
Die Franchoysen, als cloecke mannen,
Quamen ons cnaphendich aen;
Meest wt Vlaenderlant ghebannen,Ga naar voetnoot3
Sy meynden ons hebben ghevaen.
Si riepen: ‘Her her’, wi toochden den rug,Ga naar voetnoot5
Tot dat wi quamen aen een brug;
Daer vonden wy ons hooftman staende,
Sijn twee vendelijn niet af gaende.Ga naar voetnoot8
4[regelnummer]
Met .XX. vendelijn van twee syden
Quamen sy als dulle lien,Ga naar voetnoot2
Om tegen ons te strijden,
Wi mosten voor haer vlien.
Die Fransche ruyters ontdeckten tvelt,Ga naar voetnoot5
Daer waren wi met die Fransoysen gequelt;
Si moghen haer wel schamen,
Dat si .XXX. teghen een quamen.
5[regelnummer]
Wi weken in corter wylen,
Tot aen een waterstranck,Ga naar voetnoot2
Het quartier van eender mijlen,Ga naar voetnoot3
Noch vlogen ons vendelyn blanck.Ga naar voetnoot4
Daer toochde elck ruyter, wat hi was:
Wi schoten die Fransce over haer harnas,Ga naar voetnoot6
In dat water sachmer vele ghenesen,Ga naar voetnoot7
Si mosten geherdoopt wesen.Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 203]
| |
6[regelnummer]
Och Hertoghe van Vendome,
Bistu een onredelick man,Ga naar voetnoot2
Dat ghi ons wildet comen
Met so vele vendelijn an!
Den Arent sal noch die Lelie ontdoen,Ga naar voetnoot5
Al hebdi genoechte voor de noen,
Wy comen noch in tyden,Ga naar voetnoot7
Om in Vranckerijck te verblijden.Ga naar voetnoot8
7[regelnummer]
Lansknechten, wilt u verblijden,
Om te trecken in Vranckerike bloot,Ga naar voetnoot2
Van u hooftman en wilt niet scheyden,
Al soudy daer blijven doot.
Met u hooftman u leven leen,Ga naar voetnoot5
En aen gheen water van hem scheen,Ga naar voetnoot6
Al gader totten scouweren inne,Ga naar voetnoot7
Hi volcht u tot sinen brunen kinne.Ga naar voetnoot7 en 8
8[regelnummer]
Die dit liedeken dichte,
Hy waer gaerne een lantsknecht,Ga naar voetnoot2
Hi steldet al optGa naar voetnoot1 slichten,Ga naar voetnoot3
Te Rumegem int gevecht;
Sinen naem was Hansken sonder ghelt,
Daer was hi metten Fransoysen gequelt.
Ick segt u sonder falen:
In Vranckerijck sal hi zijn scade verhalen.
|
|