Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend1542.
| |
[pagina 198]
| |
van geboorte, die zich nu van het Vlaamsch bedient, van zijn liefde voor den Keizer, wien hij alles, goed en bloed, wil opofferen, en dien hij in al zijn ondernemingen zal bijstaan. Het lied komt voor in het Antwerpsche Liederboek van 1544 (Hor. Belg. XI, blz. 276, no. CLXXXI).
Bronnen: Henne VIII, blz. 7 vlgg.; Slichtenhorst. Een nyeu Liedeken.
1[regelnummer]
Die Ghelders ende die Fransoysen,
Die sijn daer om bekant,
Sy branden ende sy roofden
Op dit Bourgoensche lant,Ga naar voetnoot4
Dwelck ons Keyser was onbekant:
Hi was ghevaren al wt zijn lant,
Qualijck kost hijt weten,
Wat sijn volck hier mocht ghebreken.Ga naar voetnoot8
2[regelnummer]
Ons Keyser verhoorde die sprake,Ga naar voetnoot1
Hoe dat wi waren ghequelt,
Hi comt sijne leghere doen maken
Voor Cleeflant in dat velt.
Hy wilt aenschouwen, cleyn ende groot,Ga naar voetnoot5
Ende smijten die Cleefsche ende Geldersche doot;Ga naar voetnoot6
Ghene pays en sal hen baten,
Al sou [er] den Aren sijn leven om laten.Ga naar voetnoot8
3[regelnummer]
Den Aren is stout int vlieghen
Met sijn vedere wijt;Ga naar voetnoot2
Hi sal den lelyen verdrijven,Ga naar voetnoot3
Die Ghelders bloeme ter spijt,Ga naar voetnoot4
Om dat si op ons draghen haet ende nijt.Ga naar voetnoot5
Sy meynden, wi waren des Keyser quijt,
Maer neen, Godt danck den Heere,
Hy comet hen den crijch verleeren.
| |
[pagina 199]
| |
4[regelnummer]
Waer is den verrader ghevaren,Ga naar voetnoot+
Die lest mael voor Loven was?
Het viel hem suer om draghen,
Het ransoen, datmen hem daer gaf:
Van clooten, van poyere, was een abuys.Ga naar voetnoot5
Hy moest dan lopen totten coninck huys,
Om dat ransioen te draghen,
Dat hem die Lovenaers gaven.
5[regelnummer]
Het mosten hem wel seer spijten,
Den schellem, den onverlaet,
In sijne breydel bijten,Ga naar voetnoot3
Al om te wreeken sijn quaet,
Om dat hi te Lueven niet en binne en quam
Met alle sijn verraders lam,Ga naar voetnoot6
Die hi daer in hadde bescreven
En Jochendaelders hadde ghegheven.Ga naar voetnoot8
6[regelnummer]
Ghy Borgoensche, en wilt niet trueren,
Schafft wederom eenen huepschen moet,Ga naar voetnoot2
Nae suere comt tsueteGa naar voetnoot1,
Al vallet u teghen spoet.Ga naar voetnoot4
Hebdy verloren eenich goet,
Verwacht den Keyser met der spoet,
En wilt hem blijven ghetrouwe;
Ghi sult winnen die croone van gouwe.Ga naar voetnoot8
7[regelnummer]
Maer die dit heeft ghesonghen,
Oft diet eerst mael sanck,
Hy sprack met Vlaemsche tonghen,
Gheboren al in Brabant.
| |
[pagina 200]
| |
Van blijschap drinckt hy geerne den wijn,
Lijf en goet is voor den Keyser fijn;Ga naar voetnoot6
Wi willent met hem waghen,
En bi staen tot alle sijn daghen.
|
|