Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend1536.
| |
[pagina 179]
| |
zijn huwelijk onwettig verklaarde. Hij was toen reeds in het geheim gehuwd met Anna Boleyn, die weldra tot Koningin werd gekroond. Karel V, die eene ernstige botsing met Engeland wilde vermijden, kwam niet tusschenbeide. Kort hierop moest Catharina van Windsor verhuizen naar Buckden in Huntingdonshire, een woonplaats van den bisschop van Lincoln. Zij bleef hier maar kort, want uit vrees, dat zij naar het vasteland zou ontsnappen om daar den oorlog te beginnen, wees men haar reeds in het voorjaar van 1534 Kimbolton als residentie aan. Een jaar daarna begon hare gezondheid merkbaar achteruit te gaan, en op het einde van 1535 konden de geneesheeren geen hoop meer geven. In de eerste dagen van 1536 scheen het onmiddellijk gevaar geweken, doch weldra greep een plotselinge verandering plaats. In den morgen van den 7den Januari bad de Koningin God vergiffenis af voor haar gemaal en ontving uit de handen van haar biechtvader Ateca, die uit Spanje met haar meegekomen en steeds bij haar gebleven was, het laatste oliesel; te twee uur trad het einde in. Medelijden met de ongelukkige tante van zijn vorst bezielde den dichter tot dit sterflied. Vol verontwaardiging schildert hij de wreedheid des Konings: ‘Hoe mocht een stenen herte gedoghen,
Dat den coninc daer dede aenschijn:
Thien mijlen wt sinen ooghen
Moeste si altoos van hem sijn.’
Daarop volgt de mededeeling, hoe de Koning met een andere getrouwd is, en de verstooten gemalin uit droefheid hierover is ziek geworden. In ‘een bisschops hof’ heeft zij troost gezocht en gevonden, doch geen genezing voor het leed, dat haar 't leven heeft gekost. Bedoeld moet hier zijn Buckden in Huntingdonshire, de woonplaats van den bisschop van Lincoln, waarheen Catharina in 1534 verhuisde. Verder wordt vermeld, hoe de bisschop van Colete (hiermee moet Ateca, bisschop van Llandaff bedoeld zijn) in de laatste uren niet van haar zijde week, en haar het sacrament toediende. In de volgende strofen wordt de Koningin sprekende ingevoerd. Zij roept een vaarwel toe aan haar gemaal, voor wien zij | |
[pagina 180]
| |
(in overeenstemming met de geschiedenis) om vergiffenis bidt, van haar (niet verder aangeduide) vrienden en van de kinderen harer krankzinnige zuster Johanna: Keizer Karel V, den Roomsch Koning Ferdinand, de landvoogdes Maria en Eleonora van FrankrijkGa naar voetnoot1. Strofe 7 vs. 5-9 is blijkbaar bedorven. Is de bedoeling, dat Catharina en Eleonora elkander gesproken hebben te Kamerijk, bij welke gelegenheid de eerste aan haar zuster haar nood geklaagd heeft? Van een dergelijke samenkomst heb ik niets kunnen opsporen, ook niet dat deze plaats had bij Eleonora's huldiging tot Koningin. Eleonora is trouwens in 1530 uit Spanje naar Frankrijk gereisd, te St.-Dénis gekroond en heeft daarop haar intocht in Parijs gehouden; Kamerijk heeft zij dus op haar weg niet bezocht. Vreemd is het, dat de dichter Catharina geen afscheid doet nemen van haar dochtertje Maria, wier bestaan hij dus niet schijnt gekend te hebben. De slotstrofe noemt als datum van overlijden 8 JanuariGa naar voetnoot2 en bevat een bede voor de ziel. Het lied komt voor in het Antwerpsche Liederboek van 1544 (Hor. Belg. XI, blz. 281, no. CLXXXIV).
Bron: J.A. Froude, The divorce of Catharine of Aragon, Londen 1897. Een nyeu Liedeken van die Coninghinne van Enghelant.
1[regelnummer]
Een lied met droevicheden
Sal ick u doen ghewach,Ga naar voetnoot2
Hoe ter werelt is overleden,
Wilt horen dit beclach,Ga naar voetnoot4
Die Coninghinne ghepresen,Ga naar voetnoot5
Van Enghelant voorwaer;
| |
[pagina 181]
| |
God wil haer ghedachtich wesen,Ga naar voetnoot7
Die ons heeft al ghenesen,Ga naar voetnoot8
Ter werelt van sonden swaer.
2[regelnummer]
Hoe mocht een stenen herte gedoghen,
Dat den coninc daer dede aenschijn:Ga naar voetnoot2
Thien mijlen wt sinen ooghen
Moeste si altoos van hem sijn,
Ende den coninck ghinck boeleren
Met een ander, dit wel onthout,
Al door sijn lant passeren,Ga naar voetnoot7
Ende daer boven, wilt dit gronderen,Ga naar voetnoot8
Heeft hijse teenen wijve ghetrout.
3[regelnummer]
Dit heeft si ter herten ghenomen,Ga naar voetnoot1
Dat haer den coninc hadde ghedaen,
Si is in een bisschops hof ghecomen,Ga naar voetnoot3
Ende was met siecten bevaen.Ga naar voetnoot4
Daer heeftse troost vercreghen,
Ende wert daer eerlijck onthaelt;Ga naar voetnoot6
Den rouwe is haer ter herten ghesleghen,Ga naar voetnoot7
Si is te bedde gheleghenGa naar voetnoot8
Ende hevet metter doot betaelt.
4[regelnummer]
Het deerlijck overlijden
Sal ick u doen ghewach,
Men hoorde noyt tenighen tijden
So deerlijcken beclach.
Den bisschop van Coleten,Ga naar voetnoot5
Die wasser altoos ontrent,Ga naar voetnoot6
Veel woorden int secreten
Heeft si hem laten weten,
Doen hi haer gaf dat heylighe sacrament.
| |
[pagina 182]
| |
5[regelnummer]
‘Och adieu, wilt u eerlijck draghen,Ga naar voetnoot1
Mijn man, mijn heere reyn,
Ghi sult mi noch beclaghen,
Dat duchtick van u certeyn.
God, die willet u vergheven,
Dat ghi mi hebt ghedaen,
Wt uwen ooghen verdreven,
Dat sal mi costen tleven,
O ghi waert seer qualijck beraen.Ga naar voetnoot9
6[regelnummer]
Adieu Carolus, mijn neve gepresen,Ga naar voetnoot1
Adieu mijn vrienden over al,
God wil u ghedachtich wesen,
Ende behoeden u voor misval.Ga naar voetnoot4
Dese werelt moet ic laten
In eenen soberen staet,Ga naar voetnoot6
Op dat ic niet en worde verwaten,Ga naar voetnoot7
O Jhesus coemt mi te baten,
Voor God den vader mijn advocaet.Ga naar voetnoot9
7[regelnummer]
Adieu mijn neve, Rooms coninc ghecoren,
Domfernandus excellent,
Adieu vrou Marie, edel gheboren,
Van Vlaenderen ende Brabant regent,
Adieu coninghinne van Vrancrijcke,Ga naar voetnoot5
Doen ghi quaemt met state groot
Al binnen Camerijcke,
Ick willich daer oock ghelijcke
En claghen u mijnen noot.’
8[regelnummer]
Dit heeft de Coninghinne gesproken,
Int dootbed daer si lach,
Met dien heeft sy haer ooghen geloken.
| |
[pagina 183]
| |
In Januario, den achsten dach,
Is si vander werelt ghescheeden,
Die Coninghinne van Enghelant.
God wil die siele gheleedenGa naar voetnoot7
En haer zijn rijcke bereeden
In die eewighe glorie playsant!
|
|