Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend1534 (25 Mei).
| |
[pagina 175]
| |
trachten te verhoogen, vielen nog vóór 't bevel aan en werden door de belegerden zonder moeite teruggedreven. Toen op het bepaalde uur de aanvallers oprukten, kwamen zij in botsing met deze verslagenen, waardoor groote verwarring ontstond. Het gelukte den bestormers echter op verscheidene punten de stormladders tegen de muren te plaatsen. Maar zij ondervonden een zoo krachtigen tegenstand, dat zij na een gevecht, waarin tweehonderd hunner zouden gesneuveld zijn, met achterlating der bestormingswerktuigen den terugtocht moesten aanvaarden. Het liedje op deze bestorming is, zooals wij het kennen, vrij verward en schijnt onder den invloed gekomen te zijn van een ander, Nederduitsch lied, door Liliencron III, onder no. 358 meegedeeld. Zoo heeft het hieraan waarschijnlijk de geheele eerste strofe ontleend, die er oorspronkelijk wel niet zal bijbehoord hebben. Waar de Duitsche tekst aan den Nederlandschen beantwoordt en dien opheldert, heb ik dezen aan den voet der bladzijde vermeld. Het lied is bewaard in het Antwerpsche Liederboek van 1544 (Hor. Belg. XI, blz. 253, no. CLXVIII). Als wijsaangifte komt ‘van den storm van Munster’, ‘van den slach van Munster’ of kortaf ‘van Munster’ voor; alleen in Een nieu Gheestelijck Liedtboecxken, twelck noch noyt in Druck gheweest en is, Wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaect, van een blinde Dochter, genaemt Soetken Gerijts, van Rotterdamme gheboren, enz., 1592Ga naar voetnoot1, evenals in de herdrukken van 1618Ga naar voetnoot2 en 1632Ga naar voetnoot3 trof ik de volledige wijsaangifte aan: ‘Het geschiedde op eenen Maendagh,
Dat men den storm voor Munster sach.’
Vooral in de tweede helft der zestiende eeuw komt de wijs zeer dikwijls voor, o. a. in Een nieu Geusen Lieden Boecxken, Anno 1581Ga naar voetnoot4; in de Veelderhande Schrifturelijke Leysenen ende Gheestelijcke Liedekens alle Menschen tot devotie verweckende T' Hantwerpen, bij Martinus Verhulst z. j., Approb. 1587Ga naar voetnoot5; en in de Schriftuerlicke Liedekens, met noch sommighe | |
[pagina 176]
| |
Lofsangen ende Ghebeden, van nieus vele vermeerdert, ghebetert ende ghestelt op A.B.C., Leyden 1595Ga naar voetnoot1. Het eerst trof ik haar aan in de Veelderhande gheestelicke Liedekens, 1558Ga naar voetnoot2, het laatst in Het Geuse Liedboek, Tot Utrecht. 1683.Ga naar voetnoot3 De melodie vindt men in de Souter Liedekens, 1540Ga naar voetnoot4, ps. 83, aldaar met de woorden: Te munster staet een steynen huysGa naar voetnoot5; en evenzoo bij J. Fruytiers, Ecclesiasticus, Antw. 1565, blz. 46.
Bronnen: Dr. Ludwig Keller, Gesch. der Wiedertäufer, blz. 255; Monographien zur Weltgeschichte VII, Die Wiedertäufer. Vanden Storm van Munster.
1[regelnummer]
Wie was die ghene die die looverkens brac,Ga naar voetnoot1
Ende diese inder narren cappen stack?
Het wil hem openbaren.Ga naar voetnoot3
Wi riepen dat cruyce al vanden hemel an,Ga naar voetnoot4
Wi vrome lantsknechten alle.Ga naar voetnoot5
2[regelnummer]
Het was op eenen Maendach,
Datmen den storm voor Munster sach,Ga naar voetnoot2
Omtrent den seven uren.
Daer bleef so menich lantsknecht doot,
Te Munster onder die mueren.
3[regelnummer]
Die storm, die duerde een corte tijt,
Tot dat die metten waren bereyt,Ga naar voetnoot2
Die metten waren ghesonghen;
Doen schoten wi daer drie bussen los,
Alarm so sloeghen die trommelen.Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 177]
| |
4[regelnummer]
Wi vielen Munster dapperlijck an,
Wi leden schade so menighen man,
Men sach daer menich bloet verghieten.Ga naar voetnoot3
Men sach daer menigen vromen lantsknecht,
Het bloet liep over haer voeten.Ga naar voetnoot3-5
5[regelnummer]
Die lantsknechten waren in grooten noot:
Daer bleeffer wel drie duysent dootGa naar voetnoot2
In anderhalver uren,
Was dat niet een groote schare van volc?
Noch en sal geen lantsknecht trueren.
6[regelnummer]
Wi weecken in een wilde velt,Ga naar voetnoot+
In die scanssen hebben wi gevuert ons gelt,
Eenen raet souden si ons gheven,
Wi riepen Maria Gods moeder aen:
‘Beschermt ons lijf ende leven!’
7[regelnummer]
Knipperdollinc tot sinen knechten sprack:
‘Ghi borghers coemt hier op die wacht,
Laet ons den hoop aenschouwen,
Al waren si noch drie duysent sterc,
Den prijs willen wi behouden.’Ga naar voetnoot5
| |
[pagina 178]
| |
8[regelnummer]
Een busschieter, die daer was,
Hi schoot drie cortouwen al op dat pas,Ga naar voetnoot2
Veel snelder dan een duyve;
Wistent mijn vader ende moeder thuys,
Si souden mi helpen trueren.
9[regelnummer]
Die dit liedeken eerstmael sanck,
Een vroom lantsknecht is hi ghenaemt,
Hi hevet seer wel ghesonghen.
Hi heeft te Munster aen dans gheweest,Ga naar voetnoot4
Den rey is hi ontspronghen.Ga naar voetnoot5
|
|