Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend1522.
| |
[pagina 142]
| |
veel kleiner, maar gedurende de lange oorlogen tusschen Frankrijk en Engeland hadden de Franschen de goede taktiek ontdekt om hun land te verdedigen. Deze bestond voornamelijk hierin, dat zij tot bescherming der grenzen in alle daartoe geschikte steden garnizoenen legden, nauwkeurig acht gaven op elke beweging van den vijand en voorts kleine aanvallen deden om kem af te matten. De Hertog van Vendôme, die bevelhebber was in Picardië en La Trémoïlle, de gouverneur van Bourgondië, moesten de vijanden uit deze streken weren. Daar zij hiertoe niet sterk genoeg waren, bepaalden zij zich tot het bezetten van Boulogne, Thérouanne, Hesdin en Montreuil, opdat deze plaatsen niet in de handen van Surrey en Van Buren zouden vallen. Dezen plunderden en verwoestten nu het platte land en de steden en zetten dit vernielingswerk voort tot eind September, toen overvloedige regens en gebrek aan levensmiddelen de aanvoerders tot terugkeer naar hun landen noopten. De verbondenen besloten met een grooten inval in Frankrijk tot het volgend jaar te wachten. Het lied wordt den Nederlandschen troepen in den mond gelegd, die waarschijnlijk nog tot versterking aanrukken, daar de oorlog al in vollen gang is: er wordt melding gemaakt, dat de Engelschen bij Montreuil en langs de Somme alles in brand steken. Daar de tweede strofe meedeelt, dat de vruchten reeds in de schuur geborgen zijn, moet het minstens Augustus geweest zijn. Het liedje is gedicht door Matthijs de Casteleyn en uitgegeven als no. VI in zijn bundel Diversche Liedekins, waarvan de oudstbekende druk van 1574 op de Universiteits-Bibliotheek te Gent berustGa naar voetnoot1. Deze is voor de uitgave van dit liedje en | |
[pagina 143]
| |
voor de andere van dezen dichter gevolgd, met vermelding van de varianten van den meer voorkomenden druk van 1616. De Casteleyn geeft bij de eerste strofe de muziek; voor de hedendaagsche schrijfwijze van Fl. van Duyse zie P. Fredericq, Onze hist. Volksl., blz. 62.
Bronnen: Mignet, Rivalité I, blz. 345; Henne, Hist. de Ch. V, blz. 276-279. 1[regelnummer]
Const gaet voor cracht,
Lijc d'ouders ons scholieren.Ga naar voetnoot2
Steld u nu op, die ryden noyt began,
Toogt vroom dijn vacht,Ga naar voetnoot4
Ende opent tsLeeus bannieren,Ga naar voetnoot5
Let op tvirtuyt, ons welvaert hangter an.Ga naar voetnoot6
Elck edel man
Int vechten valt zeer coene,
Int groene recht dijn tenten gent,Ga naar voetnoot9
Maect u bekent, int Vrancs convent,Ga naar voetnoot10
Daer is profijt te doene.
2[regelnummer]
Marchierd gheras,Ga naar voetnoot1
Verbeidt noch tijt noch huere,Ga naar voetnoot2
Godt gheeft u weder puer naer weynschen kies,Ga naar voetnoot3
Tis nu rechts pas:Ga naar voetnoot4
De vruchten zijn in schuere,
Gheen Landman crijght by u als nu verlies.Ga naar voetnoot6
Gods vriend AndriesGa naar voetnoot7
Staet u wel te bevroene,Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 144]
| |
Te spoene pooght, hoept goeden hent,Ga naar voetnoot9
Maeckt u bekent, int Vrancs convent,
Daer is profijt te doene.
3[regelnummer]
Spijt ende orgueil
Laet op de Lely commen:
Den Inghels man steket alomme in tvier
Boven Monstrueil,
Voort al dees zye der Sommen,Ga naar voetnoot5
Mids Terowaen, 't roofhuys voor ons onghier,Ga naar voetnoot6
Blijft int dangier,
Als nu zijnd' in seysoene.
Te goene dy, ketst ende rent,Ga naar voetnoot9
Maeckt u bekent, int Vrancs convent,
Daer is profijt te doene.
4[regelnummer]
Sluert niet hier op,Ga naar voetnoot1
Die zijt van 's Keysers soorte,Ga naar voetnoot2
Trect altijt voort, als vindy wederstoot,Ga naar voetnoot3
Biedt fray den crop,Ga naar voetnoot4
Tot Parijs voor die poorte,
Met eeren blijfdy voor den Keyser doot.
Vreest gheenen noot,
Maer wacht veur Ghuweloene,Ga naar voetnoot8
Voor noene is tfaict meest excellent,Ga naar voetnoot9
Maeckt u bekent, int Vrancs convent,
Daer is profijt te doene.
5[regelnummer]
D'hooghste van al,
Als Prince boven princen,
Diet al regiert, en weet al goet en quaet,
Kent elcs gheval,Ga naar voetnoot4
In steden en provincen:
| |
[pagina 145]
| |
Dies zal hy u, mits goet recht, gheven raet.
Sonder verlaetGa naar voetnoot7
Is goet recht wel te doene,
Te bemoene, pijnt zulck accident,Ga naar voetnoot9
Maeckt u bekent, int Vrancs convent,
Daer is conquest te doene.
|
|