Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend1525 (24 Februari).
| |
[pagina 146]
| |
te voet doorstrijden tegen de aandringende Duitschers en Spanjaarden. In dezen toestand werd de Koning herkend door de la Motte, den hofmeester van Bourbon, die aanstonds zijn heer waarschuwde, dat deze nu den Koning gemakkelijk zou kunnen gevangen nemen. Bourbon wilde hem echter dit voorrecht niet ontnemen. De la Motte keerde terug, gevolgd door Lannoy, den onderkoning van Napels, die zich volstrekt niet onderscheiden had en aan hem gaf de Koning zijn degen over. Frans I heeft zelf in zijn dagboek 't feit beschreven. ‘Et là je fuz longuement combattu,
Et mon cheval mort soubz moy abattu.
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
De toutes pars lors despouillé je fus,
Mais deffendre n'y servit ne reffuz.
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bien me trouva en ce piteux arroy,
Exécutant leur chef le viceroy.
Quand il me vit, il descendit sans faille,
Afin qu'ayde à ce besoing ne faille.
Las! que diray? cele ne veulz nyer,
Vaincu je fuz et rendu prisonnier.’
De meeste geschiedbronnen spreken eenvoudig van de gevangenneming door Lannoy, die er de hoofdrol in speelde; alleen de naam van den edelman, die dezen waarschuwde, wordt verschillend opgegeven, gelijk in een dergelijk geval begrijpelijk isGa naar voetnoot1. Den 6den Maart ontving de landvoogdes, Margareta van Savoye, het eerste bericht van deze overwinning, dat den 13den Maart nader bevestigd werd. Het succes was zóó groot, dat velen het niet gelooven konden, en de gouverneurs der gewesten, om allen twijfel weg te nemen, de bijzonderheden in zendbrieven bekend moesten maken. | |
[pagina 147]
| |
Wij bezitten een liedje op deze overwinning van Matthijs de Casteleyn, als no. XVI in zijn Diversche Liedekins opgenomenGa naar voetnoot1; voor Fl. van Duyse's nieuwe schrijfwijze der aldaar vermelde melodie zie men P. Fredericq, Onze hist. Volksl., blz. 64. Wel trof ik de wijsaangifte ‘van Pavien’ aan in Dit is een schoon suyverlijck Boecxken enz., t' Amstelredam z. j., Approbatie van 1570Ga naar voetnoot2 en in Veelderhande Schrifturelijke Leysenen ende Gheestelijcke Liedekens alle Menschen tot devotie verweckende. T' Hantwerpen, bij Martinus Verhulst z. j., Approbatie van 1587Ga naar voetnoot3; alsook de melodie in Een devoot ende Profitelyck Boecxken, no. LXV (herdruk Scheurleer blz. 87), doch daar wordt klaarblijkelijk een ander lied bedoeld dan het onderstaande.
Bronnen: Le Journal de François I, uitgeg. door La Société de l'Histoire; hs. fo. 75 op de Bibliotheek te Atrecht ‘Mémorial des guerres d'entre l'empereur Charles, cinquiesme de ce nom et Franchoys premier de ce nom’, Extrait donné par E. Gachet (Rapport sur sa mission littéraire en France); Féry de Guyon, Mémoires blz. 16; Mignet, Rivalité II, blz. 59; Robertson, The reign of the emperor Charles V, II blz. 319; Henne, Hist. de Ch. V, blz. 33 vlgg.; Baumgarten, Gesch. Karls V. 1[regelnummer]
Wt vreughden werdt hier een liedt ghesonghen,
Den Keyser t'eeren, dat edel bloet,Ga naar voetnoot2
Die nu zynen vyandt heeft ghedwonghen,Ga naar voetnoot3
En plat gheworpen onder den voet:
Die Lely zoet
Verliest den moet,
Borbon vaillant bewaert ons zyde,Ga naar voetnoot7
Den Vrancschen Coninck is in ons behoet,Ga naar voetnoot8
Noyt quam nieu mare int landt zoo blyde.Ga naar voetnoot9
2[regelnummer]
Bourgoignen en vreest nu gheen verstranghen,Ga naar voetnoot1
Ghy Vlaenders Leeu schuwet swaer gheclach,
Den Vranckschen Coninck die is ghevanghen,
| |
[pagina 148]
| |
Veur ons en quam noyt gheen blyder dach:
Daert menich zach
Ghevielt, o wach,
Ontrent Pavyen binnen stryde
Was hy ghegrepen inden slach:
Noyt quam nieu mare int landt zoo blyde.
3[regelnummer]
Als hem dus Fortune was besintich,Ga naar voetnoot1
En bleef ghevanghen aen onsen cant,Ga naar voetnoot2
Schreef men duyst vijfhondert vierentwintich,Ga naar voetnoot3
La Motte vingh hem daer metter hant.
Princen playsant
Veertich vaillant
Blever ghevanghen, wiet benyde,
Ende acht versleghen inden brant:Ga naar voetnoot8
Noijt quam nieu mare int landt soo blyde.
4[regelnummer]
Ghy Vlaminghen, weest tot vreughd gheneghen,
Niemandt ter weerelt en macht verbien:
Al tpeupel bleef meest daer doot versleghen,
Nauwe mochter eenich man ontvlien.
Lof Godt van dien,
Diet liet gheschien,
Wy hopen nu van goeden tyde;Ga naar voetnoot7
Lof hem die ons dus can versien:Ga naar voetnoot8
Noijt quam nieu mare int landt soo blyde.
5[regelnummer]
Prince Godt Vader, vol alder deughden,
Nu dancken wy u in elck conroot,Ga naar voetnoot2
Dat ghy onslieden gaeft dus veel vreughden,
Victorieus in ons exploot:Ga naar voetnoot4
In elcken stoot
Den Keijser groot
| |
[pagina 149]
| |
Bewaert altoos, en zijn ghesmyde,Ga naar voetnoot7
Ghelijck ghy ons nu helpt inden noot:
Noijt quam nieu mare int landt soo blyde.
|
|