Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend
[pagina 138]
| |
1519.
| |
[pagina 139]
| |
verminkten vorm tot ons gekomen. Van Maximiliaan wordt gesproken als van een dapperen arend uit Oostenrijk, die zich met eene leeuwin (Maria van Bourgondië) gepaard heeft. Nu is hij gestorven, maar een zijner nakomelingen is ons gebleven, van wien groote voorspellingen gedaan zijn. De wensch wordt geuit, dat Vlaanderen nu van oorlogen bevrijd zal worden en op de mogelijkheid gedoeld, dat Karel de Turken zal verslaan. Het lied komt voor in het Antwerpsche Liederboek van 1544 (Hor. Belg. XI, blz. 162, no. CVII).
Bronnen: Mignet, Rivalité entre Charles V et François I, I, blz. 119 vlgg.; Robertson, The reign of the emperor Charles V, blz. 228 vlgg. Vanden Keyser.
1[regelnummer]
Lof toeverlaet, Maria sonder sneven,Ga naar voetnoot1
DiesGa naar voetnoot1 mogen wi wel loven sonder respijt:Ga naar voetnoot2
Den keyserliken hoet, die is ons coninc bleven,Ga naar voetnoot3
Dies moghen wi wel maken groot jolijtGa naar voetnoot4
In desen tijt,
Ende al met hem verblijden,Ga naar voetnoot2
Ende laten trueren lijden.Ga naar voetnoot3Ga naar voetnoot7
Van grave Jan, den vierden manGa naar voetnoot8
So is hi dan, segt so wie can
Aloncius prophecie.Ga naar voetnoot4
2[regelnummer]
Den Arent coen quam eerst wt Oostenrijck,Ga naar voetnoot1
Met een leewinne was hi eerst ghepaert,Ga naar voetnoot2
Een stout baroen, men vant niet zijns gelijc,Ga naar voetnoot3
| |
[pagina 140]
| |
Der leeuwen dieren heeft hi wel bewaert,Ga naar voetnoot4
Sijn volc geschaert,
Stelde hi in ordinancienGa naar voetnoot6
Met wapenen ende lancien;Ga naar voetnoot7
Hi en vant noeyt lien, die were bien,Ga naar voetnoot8
Si en mosten vlien voor het wijze engien,Ga naar voetnoot9
Ghemoet waren alle zijn cansen.Ga naar voetnoot10
3[regelnummer]
Den Arent snel heeft ons geweest ontsprongen,Ga naar voetnoot1
Mer den heyligen geest heeft ons so wel versienGa naar voetnoot2
Ende niemant el, met een van sinen jonghen.Ga naar voetnoot3
Groote victorie sal hem geschien,
Somen mach sien,
In boecken, diet wel weten,
Gheschreven van propheten.
Int aertsche dal, heeft hi ghevalGa naar voetnoot8
Ende tvolc int stal, heere boven alGa naar voetnoot9
Mach hi hem wel vermeten.
4[regelnummer]
Der leeuwen stoc is nu seer hert om biten,Ga naar voetnoot1
Want den edelen Arent is ons comen bi
In zijn belock, tot onser alder profijten,Ga naar voetnoot3
Wi hopen Vlaenderen wort van oorloghen vry.
Verstaet wel mi,
Mi heeft gedocht in droome,
Den edelen Keyser van Roome
Den grooten Kan, des heydens soudaen,Ga naar voetnoot8Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 141]
| |
Sal hi verslaen, ende voortwaert gaen
Al totten drooghen boome.Ga naar voetnoot7-10
5[regelnummer]
O princelic graen, ghi zijt souvent idone,Ga naar voetnoot1
Want den oppersten coninc heeft u so wel versint,Ga naar voetnoot2
Ghi sult ontfaen die keiserlicke crone,
En acht dese nijders tonghen niet en twint.Ga naar voetnoot4
Ghi zijt gemint;Ga naar voetnoot5
Wil u noch yemant deren,
Wi sullent helpen weren
Met lijf ende ghelt; als ghi op[t] velt
U tenten stelt, der leeuwen moet swelt
Met schilden ende met speren.
|
|