Van toen en thans
(1925)–Johan Graafland– Auteursrecht onbekend
[pagina 157]
| |
[pagina 158]
| |
‘De degeneratie, die voortsluipt als 'n lava-stroom, werpt alles omver, evengoed sprietige cactussen als muren en huizen. Na elken nacht is de berg-heiling, waarlangs de stille stroom voortsluipt, meer gedemonteerd. Zóó verdwijnt de beschaving eener moreele cultuur om plaats te maken voor 'n woestenij van decadentie’.... | |
[pagina 159]
| |
Wijlen de vader van den Majoor der Infanterie, Balthazar baron van Holthen tol Keppel, Ambachtsheer van 'n serie oud-Hollandsche rentelooze rivier-vlekken, onderscheidde zich als 'n prijzenswaardig-georiënteerd referendaris op 't departement van Buitenlandsche Zaken. Koning Willem III, die op 't gebied van bijnamen geen halve maatregelen placht te nemen, had hem den nogal-macaberen titel van ‘rattenbaron’ toegekend. Zijne Majesteit beweerde nimmer iemand ontmoet te hebben, die zooveel kijk had en kijkjes nam in buitenlandsche bureaux-laadjes, waarin de geheime verdragen en andere ‘obscure diplomatieke mysteries’ gevaarlijk-netjes in leggers en liassen bewaard werden. 'n Fransch hoofdofficier met littéraire tendenzen typeerde den ouden baron eens als volgt op 'n diner van militaire attaché's: .... ‘Hij kent 't geheele kunstige net van ondergravingen, dat zich uitstrekt vanaf de verzakte fundamenten tot in de vermolmde dak-gebindten van 't uitgeleefde, continentale gebouw. Steeds graven de ratten nieuwe gangen en gaten. Steeds knagen en kerven zij met hun spitse tanden aan trappen en portalen. En, plotseling, alsof 't 'n onverwachtsch evenement moet beteekenen, gaat de zilvergrijze douairière Europa met haar antieke face à main, alle appartementen van haar vervallen “tispel” inspecteeren. Dan ontdekt zij tot haar vermeende verbazing, ratten-gaten van de zolder tot den kelder, geen plint of lambrizeering uitgezonderd. Maar dan is 't te laat! Dan moeten plafoneeringen uitgebroken en goud-leeren behangsels afgereten worden.... Dan dient | |
[pagina 160]
| |
men de consequenties te aanvaarden van de geheime deftige diplomatie en de raadgevingen te volgen van heeren als den “ratten-baron”! En altijd luidt zoo'n raadgeving in onze moderne geschiedenis: - De vrede werd overrompeld! - Verbeeld u, dames en heeren, overrompeld!.... Dan moeten wij 't zwaard uit de schede trekken. Dan gaat zich 't noodlot voltrekken aan 't lot der volkeren, die gewoonlijk part nóch deel hebben aan de oorzaken en omstandigheden, waardoor 't tot 'n oorlog moest komen. 't Is eigenlijk unfair, eindigde deze passus van den geestigen Franschman, dat wij na al dat liegen en bedriegen van diplomaten en geheime agenten, de kastanjes dienen uit 't vuur te halen. Is 't wonder, dat dié heeren en wij geen vrienden kunnen zijn en dat 'k eens de volgende definitie van 'n diplomaat hoorde geven: C'est un monsieur, qui est payé par son gouvernement pour aller mentir á l'etranger!’.... De jonge baron Balthazar had die toost op z'n vader in 'n bestoft dossier gevonden. Alléén reeds 't feit, dat z'n vader 'n dergelijken inlichtings-dienst bezat, die hem van alles wat in de binnenkamers van anderen gebeurde, op de hoogte hield, deed hem gruwen van dat wroetend rattenwerk. Hij verkoos 't open vizier! Hij brak daardoor in 't geheel niet met 'n familie-traditie. De meesten zijner voorouders waren militair geweest. Hij herinnerde zich met trots uit z'n genealogie de namen van Nieuwpoort en Maastricht. Doggersbank en de Berisina, Waterloo en Mataram,Ga naar voetnoot(1) en hij gevoelde zich geroepen om die namen van overwinningen | |
[pagina 161]
| |
en.... nederlagen met eenigen te vermeerderen. - Wáár, wáártoe en hóé, dat liet hem Siberisch-koud, mits er maar gevochten werd. Hij kon 't type van 'n berooid edelman zijn, die in de 16e en 17e eeuw Zwitsersche huurlingen ronselde en commandeerde en voor dién vorst vocht, die 't meest betaalde. Z'n vader, de ‘rattenbaron’, betreurde 't, dat hij vanwege de assignaten-speculaties zijner ouders de ‘finantieële capaciteit’ miste om z'n zoon bij de cavalerie te laten gaan; hij vond ‘pêêrdenvolk’ meer ‘fashionable’ dan voetgangers. Z'n zoon vond 't ‘verdomd-beroerd’, omdat men bij de ‘Cav’ er woester op los kon hakken; zijns inziens bestond geen nobeler krijgsmansdood dan aan 't hoofd van 'n escadron te chargeeren en te sneuvelen. Door die fanatieke opvatting bewees hij iemand van de oude garde te zijn, - 'n ras, dat aan 't uitsterven is en vele goede hoedanigheden bezat bij de opleiding van die recruten, welke onder den veelzeggenden naam van ‘snel-suffers’ bekend staan. Toen Balthazar cadet werd, had hij geen opvoeding achter zich van warme kruiken, gewatteerde overjassen en veerende divans. Zes jaren had hij gereild en gezeild op internaten; tijdens de vacantie-maanden zwierf hij per fiets de Betuwe en Veluwe af en streek ook wel 'ns neer in 'n jongenskamp, 'n inrichting toentertijd in 't geboorte-stadium, en dus met wantrouwen bekeken en op de meest-incompetente manier afgebroken. De zelfstandigheid en 't zelfbedwang, waartoe z'n moederlooze jeugd hem had gebracht, maakten van hem niet 't bleekneuzige en miezerige jongetje, wat z'n vader tusschen diens twaalfde en twintigste jaar geweest was, maar tot 'n rondborstige en wellicht wat-ruwe boy, verbruind door zon en storm, - met spieren, die hij tot bundels kon opzetten en met groote grove handen, vereelt door z'n zwerftochten en kampementen, en niet 't minst door z'n assistentie bij hooi-oogsten. Deze hulp verleende hij bij de | |
[pagina 162]
| |
boeren der Ambachtsheerlijkheden, die wel even arm waren als hun Heer, maar voor hem en den jongen jonker de ouderwetsche toewijding behouden hadden. Zoodra Balthazar als tweede luitenant der infanterie naast den troep liep, begon 't atavisme te werken. Hij verbeeldde zich, dat hij door 't ‘pêêrdenvolk’ bekeken werd, en dat z'n collega's fluisterden: ‘Wat 'n ordinair wapen moest die van Holthen toch kiezen!’ Daarom verhuisde hij naar 'n minderwaardiger kwartier en besteedde 't geld, wat hij daardoor uitspaarde om driemaal per week met 'n paard uit de plaatselijke manege te gaan rijden en bij buitenplaatsen, op boulevards en in 'n kleine rijclub voor de dames, die hij kende, te.... geuren. Z'n liefde om paarden te dresseeren, jacht-ritten mee te maken en als 'n ster op 'n concours hippique uit te blinken, werd weer levendig, maar hij moest zich bedwingen. De dames van z'n kring zagen tenminste, dat hij toch geen ‘gewoon’ infanterist was en bovendien had hij zich 'n zekere reputatie verworven door z'n veine bij whisten en bridgen. Daardoor kreeg hij den bijnaam van baron ‘Hazard’, 'n slecht etymologisch jeu de mots op z'n voornaam en 'n bewijs, dat z'n milieu geen teelt-humus voor taalstudie bevatte... De eerste jaren van z'n luitenants-tijd vergingen overigens eentonig en klein-garnizoensachtig. Slechts één beteekenisvol feit viel voor, z'n vader stierf aan 'n hartkwaal, zoodat hij wees werd en erfgenaam van 'n kapitaal van 'n kwart-ton, zeer goed belegd en beheerd, en van 'n serie titels op vrijwel rentelooze Ambachtsheerlijkheden. Hij werd wel geen ‘partij’ van beteekenis, maar was toch ook niet meer 'n ‘vergulde bedelaar’.... Z'n hartstocht voor schermen bezorgde hem als 26-jarige eerste luitenant 't Nederlandsch kampioenschap op den sabel. Daarna dong hij mede op 'n internationale officieren-wedstrijd in Londen, waar 'n excentrieke Engelsche viscountess | |
[pagina 163]
| |
van zijn leeftijd op hem verliefd werd. Op 'n avond, toen ze samen na 'n bal 'n intiem souper in 'n nog intiemere ‘corner’ van haar club gebruikten, vroeg zij zijn hand; als gentleman moest hij wel toestemmen en twee maanden later waren ze getrouwd. Als kapitein had baron Balthazar dank zij de nog weiniglevende, maar daarom niet minder-onfeilbare ratten-relaties van wijlen z'n vader, de Konings-compagnieGa naar voetnoot(1) bij 't regiment Grenadiers gecommandeerd en was nadien eenige maanden voor 't uitbreken van den wereld-oorlog tot majoor bevorderd en in Breda in garnizoen gekomen. Daar stierf in Juli 1914 vrij-plotseling z'n vrouw, die nooit goed op Hollandschen bodem, tenzij in flirtation, had kunnen aarden, hem nalatende een 17-jarige dochter. Ans genaamd, maar vanwege haar ongenaakbaarheid en haar Engelsche moeder eerst ‘Queen Ann’ en daarna ‘Queen’-tout court geheeten, 'n betiteling, die ze eerder heerlijk dan hatelijk vond. ‘Bijnamen, aldus uit 'n kostschool-brief aan haar vader, hebben voor ons jonge ladies, gewoonlijk 'n onprettigen bijsmaak. Ze smaken vaak aangebrand, ook wel 'ns zuurzoet en soms als weëe mispels’..... Haar vader begreep niets van deze alinea, zooals hij zeer veel alinea's van z'n ‘Queen’ niet snapte en ze daarom uitingen van ‘kuurtjes’ noemde. Tijdens de kortstondige ziekte harer moeder, waarvan ze onkundig was gebleven, organiseerde Queen 'n dames-tennis-wedstrijd in haar kostschool op Wight, waaraan dames-teams van alle plaatsen van dat sportlievende eiland konden deelnemen. Ze zat juist 'n kleine verklaring van den wedstrijd aan haar rivalen van Cowes, Ryde, Yarmouth en Newport te geven, toen 'n spoed-telegram haar naar Breda terugriep. | |
[pagina 164]
| |
'n Week na de begrafenis harer moeder, die haar vader, vanwege haar flirt en coquetterie, 'n volslagen-ongelukkig huwelijk bezorgd had, werd ze wederom naar haar Engelsche kostschool gedirigeerd, want de onfeilbare relaties voorspelden baron Balthazar storm en brand in Europa. 't Net der der gangen en gaten was eindelijk volkomen vervolmaakt en vertechniekt geworden en 't débacle stond op 't punt zich over Europa te voltrekken. Hij kon z'n nukkig kind, dat alle slechte kwaliteiten van haar moeder en haar grootvader geërfd had, moeilijk gebruiken in dagen, waarin hij z'n bataljon zou moeten mobiliseeren. Queen meldde zich in diepe rouw met langen afhangenden sluier bij haar kostschool-directrice, die haar stijf en statig haar condoléances aanbood en 'n kus op haar voorhoofd drukte. Queen vond dat griezelig; ze had tegen die gebruikelijke operatie harer directrice zeer opgezien. 't Oude menschje had 'n kaal hoofd, zonder pruik, en erop lagen enkele grijze haren in eenige gelederen uitgespreid, zooals kostbare Indische vondsten in 't Britsch museum tentoongesteld liggen; Queen haatte kaalkoppen en antikiteiten. Den volgenden dag tenniste Queen in haar lage jumper, korte sportbroek en witte zijden kousen. ‘De beau monde, declareerde ze op de tea, kan en mag geen zwart als rouwkleur dragen. 't Is iets antieks en.... ordinairs! De Chineesche rouwmode om wit te dragen is fijngevoeliger en fijnbesnaarder’. .... Degeneratie, dikwerf eigen aan de laatsten van 'n oer-oud geslacht, dat in vroeger eeuwen te gemakkelijk en te zwaar geleefd heeft, begint zich in schijnbaar-onbeteekenende details te toonen en in kleine daden, die, hoe ondergeschikt ook, toch hinderen. * * * Toen 't najaar 1914 begon en aan de Marne hevig gevochten werd, schreef Queen aan haar vader, dat hij thans | |
[pagina 165]
| |
haar kostschool-opvoeding als voltooid moest beschouwen en ze nu 't ‘recht’ bezat om gepresenteerd te worden. 'n Oude tante harer ‘onvergetelijke’ moeder, die 'n landgoed in de streek van ‘Salisbury Plain’Ga naar voetnoot(1) bezat, zou zich met dat presenteeren wel willen belasten; ze zou voor Queen zijn, als 'n ‘duenna’ in Spanje.... Alhoewel majoor Balthazar niet goed wist wát zoo'n Spaansche duenna wel beteekende, en hij zich slechts zeer vaag kon voorstellen hóé die tante Majorie er eigenlijk uitzag en of ze wel voldoende ‘tactiek en strategie’ bezat om z'n avontuurlijke dochter te leiden, gaf hij toch volgaarne z'n toestemming, - blij, dat de kopzorg over haar terugkomst voorloopig van de baan was. Queen bewees tijdens haar verblijf bij tante Majorie, dat 't diplomaten-bloed van haar grootvader nog werkte. Nooit verklaarde de châtelaine, had ze zoo'n inlieften inleuk meisje als haar Queen ontmoet, die er 'n studie van maakte ‘to excel in smartly selectness’.... Als bewijs hoezeer ze haar halve nicht wist te waardeeren, ging ze met haar het winter-seizoen van Veertien op Vijftien in Londen doorbrengen, waar haar ‘little darling’ 'n nauwkeurig en uitgebreid onderzoek naar de officieren van ‘Princess Louise's Battalion of the Argyll Highlanders’ instelde! Toen Queen haar 17½ verjaardag vierde temidden van militaire muziek-marschen en revolverschoten op whisky-bottles, vernam zij van haar ‘prince charming’, dat ook veel Engelsche officieren in ‘the Hague’ geinterneerd waren. Met de voortvarenheid 'n betere zaak waardig, volvoerde ze haar snel opgemaakt plan de campagne. Ze liet haar dottige ‘aunt’ 'n nieuw testament maken en verzekerde zich van de hulp der jeugdvriendin harer ‘onvergetelijke’ moeder, die in den Haag ‘garçonne’ was gebleven! Ze dacht zoo | |
[pagina 166]
| |
bij zich zelf, dat ze nu wel genoeg fut en flair bezat en voldoende finesses kende om de Haagsche jongelui van standing aan haar voeten van hartszeer te doen neerknielen, en haar sexe-genooten van afgunst en ergernis te doen vermageren en te maken tot ‘fleurs fanées’, 'n bloemsoort, zoo zeer verafschuwd in den Haag, omdat ze er evenveel voorkomt als onkruid in 't Haagsche Bosch. In Mei 1915 nam Queen, dank zij veel protectie, 'n pakketboot van Dover naar den Hoek, verlangend op de korte zeereis de bellenbaan van 'n Duitschen onderzeëer te kunnen zien en de opwindende sensatie van 'n torpedeering en de redding door 'n knap officier-machinist te kunnen doorleven. Helaas, 't geluk was niet met haar! Stampvoetend nam ze in 't gezicht der ‘vaderlandsche kust’ afscheid van den kapitein, terwijl ze hem als hatelijkheid toevoegde: ‘Ik had u zeer zeker m'n portret gegeven, want 'k vind u wel 'n aardige ouwe zeerob, maar zoo'n saaie zeereis tijdens 'n oorlogs-periode, die ze nog wel de ergste noemen, die ooit zou bestaan hebben, vergeef ik u m'n geheel leven niet’!... Toen draaide Queen haar bebontjekkerden rug naar den ouwen man, die 't uitgierde en 'n jonge dame dacht aan boord te hebben gehad, die ‘ze voelde tippelen’. De keuze der jeugdvriendin harer moeder was 'n tweede diplomatieke zet geweest. De oude freule, afstammelinge van van 'n Westfaalsch geslacht, waarin imbéciliteit en kleptomanie 't laatste slooperswerk hadden verricht, onderscheidde zich ongunstig van andere ouwe freules door haar nietig figuurtje, haar embryonale gezichts-expressie en 'n wangwrat van importantie. Ze was dus vrijwel vleugellam in haar chaperonneering, waardoor Queen kon doen en laten, wat ze wilde. Bovendien was Queen ‘paying guest’, want de jeugdvriendin harer moeder was zeer schraapziek, alhoewel ze zeer rijk heette te zijn. Queen beteekende voor de geraffineerde garçonne 'n nieuw-iemand in de ietwat lauwe | |
[pagina 167]
| |
Haagsche atmosfeer. Alhoewel Jong en moederloos was Queen geheel-safe de flirt-escapades van de Engelsche saesons te boven gekomen en beteekende dus 'n aanwinst als stof bij haar tea's. Ook was zoo'n jong geluid in zoo'n oud Huis en bij zoo'n oud mensch iets pikants. Zelfs bij dit alles, legde haar vader zich nog neer, maar hij gevoelde 't gevaar naderen. 'n Goed krijgsman vreest geen gevaar en hij verbeeldde zich, dat daarbij ook die gevaren behooren, die van de vrouwen afkomstig zijn. - 'n redeneering die kant noch wal raakt en 'n bewijs is van militairistische eigenwaan en kortzichtigheid! Trouwens daarvan zou majoor Balthazar de proef op de som krijgen en 't maken van die proef was volstrekt niet ingewikkeld; er kwamen geen coëfficienten of decimalen bij te pas, 't was 'n doodgewoon, voor de hand liggend rekensommetje. In 't voorname Scheveningsche landhuis der ‘freule met de wrat’, ontving Queen alleen jonge buitenlandsche diplomaten, die beweerden, dat ze 'n waardige afstammelinge was van dien ‘célèbre baron de Holthén tö Keppél’, - en natuurlijk geinterneerde Engelsche officieren, die bij bosjes en plukjes 's Heeren wegen en pleinen, en vooral parken, bosschen en duinen, onveilig maakten. Dat waren nu eens ‘je’ keurige en kwieke gentlemen, vol sprankelend ‘spirit’, ongeëvenaard in savoir vivre en origineele élegance, in één woord ze bezaten alle kwaliteiten, die hun Hollandsche collega's zoozeer misten en waardoor deze verzonken in hun ravijn van correctheid en conventie! Die Britten toonden zich zulke echte ‘noblemen’, de Bataven simpel ‘people of the middle class’, aldus Queen en die kon 't weten.... Vier maanden hield Queen 't in 't Haagje uit of liever duldde 't Haagje haar. De wijze waarop ze ‘eruit’ kwam te liggen en de plaat moest poetsen, is 'n te vermakelijke | |
[pagina 168]
| |
en te welverdiende straf om ze prijs te geven aan de zoo begeerde vergetelheid der leege en holle ‘faits et gestes’ van de upperten onzer hofstad.
* * *
Teneinde den Haag 'ns iets te laten bewonderen en benijden, wat er sinds menschen-heugenis niet meer vertoond noch gedroomd was, haalde Queen haar tweede duenna over, om in haar buitenhuis 'n guarden-party te organiseeren, die geheel zou staan in den ‘Queen Ann Style’. Bieder-meyer en zelfs Rococo, met Baroc ‘je Haègsche manifestatie van luxe’, kwamen bij de bespreking der weinige bevoorrechte intimi wel ter sprake, maar werden met algemeene stemmen als te ‘ordinair-antiek’ en te onpersoonlijk tenopzichte van Queen verworpen. Bij de weken van voorbereiding had, haar ‘flirt-favorit’ (want dat gilde telt rangen en graden) 'n jeugdig en innemend Engelsch cavalerie-luitenant, geen onbelangrijke vorderingen ten haren opzichte in z'n kladboekje te noteeren. Hij was langzaam maar zeker haar ‘King’ geworden! En inderdaad in de perfectie bezat hij alle desiderata van Queen. Hij muntte uit door 'n clean shaven, hoekig-energiek gezicht, blond-golvend haar, donker-blauwe oogen, met 'n nuance van groen, soms van smaragd, en wijders door 't bezit van donkerroode kaplaarzen, met 'n klep van bijna één decimeter, boven z'n ‘puntigen’ knie, - kenmerk van z'n patricisch geslacht! Werkelijk hij was ‘iets’ zeer gedistingeerds! Zij kon onder zijn uitgestrekten arm staan en mocht tegen hém opzien, maar hij stond geweldig onder háár duim. Dat waren van die ongekende dimensies en in de gewone anatomie van 't menschelijk geslacht.... onmogelijkheden! Elken ochtend maakten ze lange ritten in de Wassennaarsche duinen en vertoefden dan heel-lang in de dalen en heel-kort op de toppen, omdat ‘daar zooveel wind stond’.... | |
[pagina 169]
| |
Ze redeneerden over paarden-rassen en honden, waarbij zij voor de Ieren en Dobbelman's en hij voor de Shetlanders en Earl-terriers partij koos. Dergelijke wrijvingen over ‘hoogstaande’ onderwerpen vermeerderden hun sympathie voor elkaar..... Ook keuvelden ze veel over... parfums, waarbij hij tot haar groote vreugde 'n groote belezenheid ontwikkelde en haar 'n ‘cursus’ gaf in 't fabriceeren van allerlei mixtures en sachets uit foelie en kaneel, muskus en citroen, lavendel en thym, verbena en rozemarijn. O, 't was allerdottigst! 't Waren allemaal namen, geschikt voor slotwoorden bij 't maken van verzen en als je ze hoorde, dacht-je aan 'n ‘midsummer-nightdream’ .... Ze had die parfumrecepten zorgvuldig geindiceerd in 'n lilliputterig boekje, gebonden in 'n mauve crêpe de chine band, goud op snée. Vooral die eigenschap van hem, trok haar zeer aan. Dat was iets heel bijzonders en bizzars, - iets wat zoo'n geheide psalmen-prevelende Hollander nou toch nooit als liefhebberij zou cultiveeren, - ja, ze had hem er des te liever om. En tevens bereikte ze één harer oogmerken. Haar aanbidders waren wanhopig. Ze had er ontelbaren, want ze was 'n begeerd goudvischje geworden! Haar tante Majorie was gestorven en had haar geheel fortuin tot Queen's meerderjarigheid in vruchtgebruik aan baron Balthazar nagelaten, terwijl zij, als ze huwde, de helft der inkomsten toebedeeld kreeg; de helft van 't vruchtgebruik behield haar vader tot zijn dood. Dat fortuin bedroeg ongeveer 7 ton in goederen en effecten! Baron Balthazar had die gelukstijding begroet met 'n hoog-gearticuleerden bastaardvloek. Wat hij vanaf zijn twintigste jaar gevreesd had, werd nu bewaarheid! Hij was rijk en geen cavalerist! 't Bezorgde hem veel slapelooze nachten, en 'n nieuw rijpaard. Queen, op wie de côteries en modes in de Nederlandsche armée niet den minsten indruk maakten, omdat alles haar te ‘petiterig’ leek, beweerde op tea's en soirées, dat zij de | |
[pagina 170]
| |
veroveraarster van dat fortuin geweest was en toen haar vader bij haar duenna op bezoek was, hield ze 'n kleine toost, in welke handeling zij specialiteite kon genoemd worden: ‘Pipa’, zei ze, ‘lieve ouwe Pipa, nu kan 't wapenschild der van Holthen's tot Keppel, Heeren van 'n half dozijn straat-arme Hollandsche Ambachtsheerlijkheden, weer zwáár verguld worden. Nu kunnen de drie klauwende en opspringende leeuwen, die 't laatste kwarteeuw de kleur hadden aangenomen van uw uitgestoomde en nogmaals-uitgestoomde blauwe rijbroek, weer schitteren in fel-blauw! We kunnen weer 'n lakei en 'n auto houden in oud-goud en bleu!’ Toen haar vader haar duidelijk maakte, dat er eerst vrede moest zijn, voelde ze, sedert 't begin der mobilisatie voor den eersten keer wrevelig aan, dat er oorlog in Europa was en dat ze toch dien oorlog moest verfoeien, ondanks alle sensaties en sentimentaliteiten, waarop ze zoo verzot was.... Slechts één affaire hinderde haar... 'n klein tikje. Haar ‘King’ heette luitenant Berty Lendelfoot, 'n patricische Schotsche naam, beweerde hij, waarvan 't predicaat van ‘markies’ tijdens den oorlog van de Witte en de Roode Roos verloren was geraakt. Slechts heel-vaag herinnerde ze zich iets van die ingewikkelde geschiedenis. 't Was in elk geval iets historisch, dus iets interessants: 't kon gerust verteld worden bijwijze van aanzien-vermeerderende merkwaardigheid.... Majoor Balthazar hoorde voor 't eerst die merkwaardigheid op 'n ‘militaire’ tea in 'n Bezuidenhoutsche salon. Hij schrok ervan op, dat die titel van ‘marquis’ tijdens dien bloemen-oorlog was.... zoekgeraakt. Hij was bang, dat iemand van 't gezelschap hem als aanstaande schoonvader iets omtrent den oorsprong en 't verloop van dien oorlog zou vragen en hij wist er totaal niets meer van. Maar naar den ‘tuiniers’- naam te oordeelen, was hij van één ding overtuigd: véél kon 't niet beteekend hebben; vermoedelijk was 't 'n scher- | |
[pagina 171]
| |
mutselend onder-onsje geweest, waarvoor de Middeleeuwers 'n zekere passie bezaten. In géén geval leek 't hem een solide houw-en-hak-periode!
* * *
.... Op 'n zonnigen zomernamiddag van Juli 1915, toen aan de Vlaamsche en Fransche fronten nieuwe bloedbaden werden aangericht, hinkepootte de ‘freule met de wrat’, die juist 'n lichten aanval van ischias had, leunend op den arm van baron Balthazar, en gevolgd door Queen en King, van 't helwitte bordes den tuin in, wiens mollige gazons versierd waren met priëelen van palmen en varens en met perken, waarop de Maréchals Niël en Gloires de Dyon hun aroma's vermengden met de geurtjes, bereid door King, en verspreid door Queen. Eenige dozijnen dames en heeren volgden uit de ontvangst-suite, 't Waren allen Haagsche dames en 'n groot aantal Engelsche officieren van alle wapens, die nu reeds herrie en soesa hadden over de vraag wie de ‘best man’ bij 't huwelijk van King zou zijn. Ook werden er nog eenige jongelui geduld, die werkten op de legaties van Frankrijk. Italië en de U.S.A., alsmede van eenige Zuid-Amerikaansche Staten. De laatsten had men vooral geinviteerd vanwege hun donkere gelaatskleur, wat eenig cachet gaf en erg in de mode kwam. Die ‘kleurlingen’ hadden geen vaste posities bij hun legaties, maar waren slechts tijdelijke hulpkrachten, omdat de Europeesche oorlogs-drukte de legatie-bureaux overlaadde met arbeid. Vooral de A-B-C-statenGa naar voetnoot(1) verheugden zich in 'n uitgebreiden staf hulppersoneel. Allen maakten zich tenopzichte van hun respectievelijke vaderlanden verdienstelijk door brieven te indiceeren, brieven te lakken en, als koerier, brieven over te brengen. Ze noemden die brieven ‘documenten’ en ‘archieven’ en verrichtten | |
[pagina 172]
| |
hun vermoeiende werkzaamheden met geheimzinnige en uitgestreken gezichten, als zich wel 'ns 'n Nederlander op hun bureaux vertoonde. Overigens werkten ze bij de muziek van gramafoon-platen, want ze waren dol-gek op Caruso-gekras, en hadden zich door 'n ‘would-be’ homoeopaath laten wijs maken, dat die muziek denzelfden kalmeerenden invloed bezat als 't rooken van sigaretten bij trommelvuur en attaques... Allen hadden 'n voorgeschreven of gefantaseerd uniform, állen waren vreemdelingen, dus állen, met de Engelsche gentlemen aan de spits, waren in trek en in tel. Toen de paartjes gezeten waren, speelde 'n strijkje eerst 't ‘Wilhelmus van Nassouwe’, wat de jonge dames in 'n zeer prevelend pianissimo meeneurieden, omdat ze wel zoo wat de wijs, maar niet de woorden kenden, - gevolgd door 't ‘God save the King’, vierstemmig meegezongen door alle aanwezigen. Daarna stond baron Balthazar, wien 't Queen Ann costuum zeer flatteerde en beduidend-verjongde, op en sprak met commando-stem, alsof hij op 'n Brabantsch heivlak bataljons-school beoefende: ‘Ladies and gentlemen I have the honour to introduce to you my daugther Anny and her betrothed, lieutenant Berty Lendelfoot’. Vooral de woorden ‘daugther’, ‘betrothed’ en ‘lieutenant’ hadden hem heel-wat tong-acrobatie gekost. Na deze bekendmaking omhelsden Queen en King elkaar en vormden toen 'n oogenblik 'n zeer geschikt paar voor 'n beeldhouwer, die zoekt naar 'n groepje voor 'n pendule. 't Engagement-zelf baarde zeer weinig opzien. De freule met de wrat had 't reeds weken te voren als 'n zeer intiem en zeer gedistingeerd geheim op allerlei tea's rondgefluisterd. Queen en King verheugden zich erover, dat hun engagement volgens de moderne en mondaine omgangs-vormen | |
[pagina 173]
| |
werd opgevat, waardoor huns inziens vele onnutte ballast en stijve beleefdheid overboord kon geworpen worden! King was twee uren voor 't begin der guarden-party in 't boudoir van Queen toegelaten en had haar weelderige polka-kop ‘à la Vera Sergine’ mogen kappen. Hij zei, dat dit in de beste Schotsche families gebruikelijk was en hij kweet zich dan ook uitnemend van zijn taak. 't Haar van Queen leek wel 'n ‘bolle wolk van blondheid’, zooals haar kapster 't uitdrukte, die zij zekerheidshalve in reserve had opgesteld. Queen vond deze attentie van haar King geheel en al in den Queen Ann Style en in den stijl van haar gedachten.... Onder 'n palmen-groep hield 't jonge paar cercle, geflankeerd door de aftandsche freule en den baron. Met trots en teerheid bekeek de jeugdvriendin 't aardige paartje, wat in stand en sympathie zoo goed bij elkaar paste. Dat was grootendeels háàr werk geweest. In háàr huis werd nu die veel-besproken partij gehouden, die haar geen cent kostte. Met bewondering, misschien wel met benijding zou dit alles 'n belangrijk punt in de conversaties harer côteries gaan vormen, en dat is nu eenmaal 't ‘summum summarum’ van Haagsche dames en vooral van vrijgezellinnen. Na 't ‘cercle de palmiers’, aldus onmiddellijk gedoopt door 'n slecht-Fransch-sprekenden Argentijn, droegen de heeren Queen en de dames King over de schelpen-paden van den siertuin, onder marsch-muziek van 't strijkje. Daarna waren de speeches niet van de lucht en van de lippen. Ze werden voor 't diner-dansant besloten door 'n Engelschen captain van de ‘Welsh Guard’ met 't volgend hoogdravend poëem: ‘There came a lover to a maid
All on a summer's day,
He kissed her once....
He kissed her twice....
And then he rode away!’
| |
[pagina 174]
| |
Queen vond dat geen passend slot en King bekeek 'ns onderzoekend z'n krijgsmakker. Beduidde dat gedicht 'n uiting van nijd of van vermoedens?
* * *
Zoo'n dag van zwoele weelde had Queen nog nimmer beleefd. Ze was hét centrum en dé attractie geweest. Dien nacht droomde ze lang en.... bang en leek 't haar, dat na die ‘majestueuze’ journée 'n woelig onweer kwam opzetten en de vijfde acte van Shakespeare's ‘Tempest’ filmde in haar droom-gedachten voorbij, als 'n rolprent, die nu 'ns snel afgedraaid wordt, dan weer langzaam, wanneer de operateur de opname beter wil laten doordringen in 't menschelijk brein. En ze verbeeldde zich in haar koorts-droom 't frêle figuurtje van den Engelschen illustrator Edmund Dulac te zijn, die op de woorden: ‘On the bat's back do I fly
After summer merrily....
'n monstreuze vleermuis heeft gestyleerd, op wier lijf 'n jonge teere godin door den storm wordt gevoerd, hóóg boven de velden en valleien, zich met de ééne hand vasthoudend aan den kop van 't nacht-dier, en met de andere vooruitwijzend als wilde ze de route en de levensrichting aangeven. En ze zag in den film-droom, dat ze zich vereenzelvigde met de vleermuizen-godin, wier ‘bobbed hair’ ópwapperde in den wilden wind. Ze vlogen over de duinen en over de zee. Ze naderden de witte krijtrotsen van Engeland en hielden, na 'n slanken spiraal beschreven te hebben, halt op 't torenkanteel van 'n kust-kasteel.... Verwezen en als gedreven door 'n macht van mysterie, daalde Queen den nauwen wenteltrap af, waarvan de deur van-zelf opensprong. Ze was niet bang, ze was niet nieuws- | |
[pagina 175]
| |
gierig. En die geheimzinnige macht dreef haar verder, terwijl ze zich verbeeldde, dat zoo'n toestand wel 'n hypnotische trance of zoo iets moest zijn, - die zoete sensatie van geheele overgave van 't geestelijk-ik, wat ze zooveel tijdens winteravonden op haar kostschool van Wight beoefend had. Opeens stond ze voor twee spiegels; op den eenen stond met zeep geschreven, zooals bij kappers in den Nieuwjaarstijd ‘Gedenkt den bediende’ de woorden ‘Beau-monde’, op den andere las ze ‘Demi-monde’. En 't was nu, alsof vanaf dit moment, de droom-film werd afgedraaid met 't langzaam-werkend apparaat, dat haar élke lijn en élke kleur-schakeering, élke beweging en élke uitdrukking, élke verandering en élke overeenkomst dwong te aanschouwen, totdat ze ervan.... huiverde. In elken spiegel meende ze 'n mooie jonge vrouw te zien.... van haar figuur en expressie. Ze zag, dat de vrouw der demi-monde 'n waasje meer rouge en 'n tipje roodere lippen had. Doch beiden keken met denzelfden ongegeneerden oogopslag, beiden droegen dezelfde decolletage, die ze nu gewaagd en kwetsend vond. Beiden droegen paarlen-colliers: die waren misschien echt en van onschatbare waarde, misschien ook nagemaakt.... Plotseling wist Queen niet meer van die twee vrouwen, welke wel beiden haar dubbelgangsters konden zijn, wié demi-mondaine en wié beau-mondaine was, want de beide opschriften waren vanzelf verdwenen. Ze rilde van 't vreeselijk denkbeeld van vergelijking en gelijkenis.... en ze rende den wenteltrap op naar haar vleermuis-aereoplane, die zich aan 'n waterspuwer vastgeklauwd had. En verder vlogen ze, dwars door 't afnemende onweer, land-inwaarts. Na eenigen tijd wentelwiekten ze boven Londen, ze herkende duidelijk Londen-Bridge en de Sint Paul's.... Ze scheerden bijna rakelings over draden en daken, en | |
[pagina 176]
| |
eindelijk daalde de vleermuis in 'n nauwe steeg en liet haar neerglijden, zooals 'n voorzichtige vader 'n kind, dat paardje heeft gereden op zijn rug. Ze stond voor 'n kappers-winkel en zag in de etalage 'n smoezerige verzameling van verfstiften en poudre de riz liggen.... Eerst om tien uur smorgens belde ze haar kamenier en bestelde 'n baby-fleschje soda-water, want ze had 'n kater van sekt, marasquin en liflafjes. Die onbegrijpelijke droom wilde dien morgen niet uit haar gedachten.... sMiddags reed ze met King uit. Ze bleven korter dan gewoonlijk in 't dal der duinen bij den Wassennaarschen Slag. Beiden immers meenden hun doel bereikt te hebben.
* * *
.... Drie dagen na dien trotschen triomftocht van Queen en King door den siertuin van de freule met de wrat, ontving deze van 'n Londensch informatie-bureau 'n rapport of te wel de lichting van 't doopceel van King. De censuur had 't antwoord 'n maand vertraagd. Berty Lendelfoot bleek de eenige zoon van 'n eerbaar kapper en ‘hairdresser’ uit Stratford, één der Londensche voorsteden, te zijn. Als jongeman, slaagde hij als nummer 1 van 267 examinandi. Hij had in 1913 'n nieuw page-kapsel gecreëerd. Hij was zeer bedreven, en dat bewees z'n veelzijdige kennis, in 't soigneeren van rijpaarden van dames. Staart en manen kregen onder z'n meesterlijke leiding 'n soepelheid first class. Onder zijn manipulatie werd de weerspannigste paarden-huid als velours de soie.... De oogen van de freule met de wrat staarden steeds meer.... Tenslotte gewaagde 't rapport van verdienstelijk gespeelde rollen bij 'n dillettanten-tooneelgezelschap, dat wel 'ns ‘den boer’ opging.... De oude freule walgde van de huwelijks-practijken van | |
[pagina 177]
| |
dien chevalier d'industrie! Ze zuchtte diep, terwijl ze Mars, haar pinchertje, aan haar hijgenden boezem drtikte.... Ze kon slechts den uitroep ‘bah’ vinden, ontelbare malen herhaald in alle toonaarden. Woorden werd ze niet machtig. Na eenige uren nadenken op haar Oosterschen divan, 'n geschenk van.... King, koos ze tenslotte de wijste partij: ze had weer stof! 't Geheele aanstaande winterseizoen zouden de upperten kunnen grabbelen en graaien in dat schandaaltje van 'n jongedame, die haar toch absoluut niet in den bloede bestond, terwijl ze aan de pousseering van 't engagement, zich geenszins schuldbewust achtte. Denzelfden dag, toen ze 't groote nieuwtje op 'n tea in de ‘Twee Steden’ debuteerde, vertelde één harer vriendinnen, dat tijdens alle oorlogen en omwentelingen, als in 't gastvrije Haagje geinterneerden en emigranten onder dak waren gebracht, altijd avonturiers huwelijks-jacht op dames van goeden huize hadden beoefend. Ze vond in die historische precedenten troost, verontschuldigingen en belangwekkendheid. Haar vrijgezelinne-naam ging er eigenlijk door op vooruit. Ze ambieerde zeer te zijn ‘une femme avec une histoire’, 'n begrip dat zich goed begon in te burgeren. 't Beteekende niet meer, zooals in den stijven conservatieven tijd iets, wat erg ‘shocking’ was, maar men begon er eerder 'n aanbeveling en 'n bewijs van goeden smaak in te zien.
* * *
De degenaratie, die voortsluipt als 'n lava-stroom werpt alles omver, evengoed sprietige cactussen als muren en huizen. Na elken nacht is de berg-helling, waarlangs de stille stroom voortsluipt, meer gedemonteerd. Zóó verdwijnt de beschaving eener moreele cultuur om plaats te maken voor 'n woestenij van decadentie.... De overfijnde producten der alles-verontschuldigende | |
[pagina 178]
| |
degeneratie, de beau-mondaines, gaan dan zonder dat hun milieu en hun familie 't willen opmerken geleidelijk over naar de positie der demi-mondaines, die niet meer 'n echtgenoote maar 'n courtisane wenschen te zijn en dat begrip vermeenen te kunnen verdedigen.... Ze behoorden Pompei te bezoeken en rond te dwalen in dat openluchtmuseum van Romeinsche verwijfdheid. Daar konden ze dan de antikiteiten bekijken en verafschuwen, die den ééns zóó frisschen en fieren Romein hebben verlaagd tot 'n gecultiveerd edeldier, en teruggedrongen tot 'n decadentie, die doet rillen en beven. |
|