Van toen en thans
(1925)–Johan Graafland– Auteursrecht onbekend
[pagina 27]
| |
[pagina 28]
| |
‘Hoe hooger in de klare voorjaarslucht, des te minderwaardiger, des te afstootender, des te verachtelijker lijkt de aarde’..... | |
[pagina 29]
| |
Door de bijna onzichtbaar-vlugge wentelingen van de snorrende schroef trachtte ik van af de waarnemersplaats de liniaal-rechte bosch-strook in mijn gezichtskring te houden, die meer dan 1 K.M. voor me 't vliegterrein afsloot: .... de donkere dennen-lijn tintelde blauw-groen onder grijs-blauwe lucht en trilde als 'n gepasteld landschap, gezien door de warme lucht, welke opdwarrelt uit 'n museum-rooster. En lager ging de bosch-lijn liggen, steeds lager, en kleiner werd ze, steeds kleiner, en ik dacht er niet over na, dat de ‘Albatros’ als 'n Atlantische stormvogel reeds vijfhonderd Meter boven de aarde vloog, opgeheven als door een macht van mysterie, welke niet beangst, maar verblijdt en me de groot-menschelijke techniek deed doorvoelen in motor-gezoem en gebinten-gedaver. Achter me kijkend zag ik 't strakke sphinxen-masker van den Vliegenier, en ik wist me in volkomen veiligheid: zoo kalm en welbewust om zijn durf en zijn daad kijkt immers geen Icarus. Tweemaal spiraalde de tweedekker boven hoogte 34.4 van Soesterberg, alvorens af te buigen naar Amersfoort,... telkens verkleinden de hangars en de constructie-werkplaatsen van 't vliegkamp: 'k dacht aan de laatste, nieuwe blokkendoos uit mijn kinderjaren. Op en om Soesterberg vlochten de wegen en paden een helwit netwerk over de vlakte en 'k zag die witte wegen als smalle serpentines de hellingen opschieten en naar kleine valleien trippelpassen; 'k zag ze kruipen en keeren, kruisen en kluwen door de hoog-bruine heide en 't blauw-groene | |
[pagina 30]
| |
bosch... 'k zag concentrische en beschrijvende lijnen, voorbeelden voor 'n handboek van Planimetrie.... 'k zag er haken en hoeken, bochten en vorken in, kris-krassen en zig-zaggen,.... als in 't lijnen-spel van de fijn-gevormde hand-palm eener vrouw. Knoopten daar die witte wegen zich niet tot 'n bevallige mandoline-strik, waaruit satijnen linten afhangen? Liepen zij ginds niet naar 'n zandverstuiving, ‘de Lange Duinen’, zoo teer-geel als 't poeierend stuifmeel van een perk Aäronskelken te midden van het donker-Mexicaansche cactus-groen der dennenwouden en het zwart-bruin der heideperceelen,.... er neergestrooid als scherven Romeinsch terracotta? 'k Maakte me diets, dat ik kon lezen uit dien hand-palm der aarde en van hôog uit de lucht die wereldwegen bestudeeren mocht,.... wáarheen ze zich wendden en wié ze beliepen, wélke streken ze omspanden en wié daar leefden in die miniatuur-stadjes en die Lilliputters-gehuchtjes, héel ver onder me. ‘Mais tous ces objets sont pauvres et moroses’,... denkt men met de fasant-hen van ‘Chantecler’, als men voor 't eerst uit de luchtwolken een der kleinste planeten bekijkt. .... De Albatros passeerde 't Pompstation van de Utrechtsche Waterleiding, de beroemde ‘Stomperd’, de Vlasakkers en scheerde toen over Amersfoort, 't oude Stichtsche stadje,... van uit de wolken 'n groot Drentsch Hunebed van bij elkaar getrokken zwerf-keien. Toen koersten we met 'n flauwe bocht over Soest, het witte paleis van Soestdijk en over de veel-verspreide Baarnsche villa's, die er zoo achteloos schenen neergegooid als 'n collectie knikkers uit 'n kwajongens-hand op 'n uitgekrabd straatkuiltje wordt gesmeten. De richting werd nu zuiver Noord. Aan m'n linkerhand lagen de 6 K.M.-lange en lijn-rechte | |
[pagina 31]
| |
dijkdorpen Eemnes-Binnen en -Buiten,... wier architecten van aanleg wel spelende steenbakkers-kinderen konden zijn, die pas geroosterde klei-vormpjes naast en door-elkaar aan 'n groene wegberm opgezet hadden. Aan m'n rechterhand stroomde de Eem in de Zuiderzee,... dat slank, coquet kronkelend addertje blonk even-zilverend in de lentezon. Want de zeebries joeg de wolken op en de zon brak af en toe over 't Eem- en Gooiland uit. En onder me zweefden de schaduwen der wollige Rodenbach-wolken en heinde en verre vloeiden in stippels en in lijnen van oud-zilveren tinten ontelbare slooten, vaarten, weteringen, kanalen, riviertjes als rag-fijne en slag-zware aderen der aarde in elkaar en in zee, uitademend de sappen en de vochten.... teekenen van opborrelenden levensbloei. 'k Zag die wonderlijke schaduwen dansen en drentelen over de grijs-groene gras-pleinen der polders, bevend van lente-leven onder de sdiitter-zon. Zij batikten in de effene gewaden der weilanden licht-donkere plekken en schreven er Javaansche karakters in,.... exotische schets-fantasieën. 'k Zag die wolken-schaduwen boven de zee, vlak veld van zwart en goud: en die ongerimpelde zee leek me een Egyptisch vorstinnekleed, door slavinnen breed-gespreid en zorgvuldig-uitgeplooid in 't licht der voorjaars-zon. De wolken weefden er elegante figuren van heilige stieren en konings-katers in, welke erin opsprongen met hun kronkelhoorns en grijp-klauwen. Als 'n afbeelding van 't menschelijk leven scheen me die zee van vloeiend goud-licht en drijvend schaduw-zwart,.... emotie van mooiheid in haar kleuren-schakeering van ‘clair-obscur’... onverklaarbare melancholie in haar vraagstuk van peillooze diepte en ondoorgrondelijke donkerte,.... aetherisch-zuivere sensatie van schoonheids-vreugde en raadselachtige smart,.... zielsgedachte van wel en wee, lief en | |
[pagina 32]
| |
leed tevens, geboren in het kristal-reine wolken-spheer.... ... ‘ne âme Se forme donc loin de la vie et de son drame’...
* * *
Vanaf de Eem-monding volgde de Albatros den rand van de Zuiderzee, - geleidelijk-op-en-neer buigende lijn van de smalle Eem tot aan het breede Y. Op ongeveer 1200 M. hoogte zoemden wij 't ovaal-vormige Huizen voorbij, dat ons 'n oude verweerde zeeschelp leek, door 'n storm op 't strand geworpen. Dan pronkte Naarden, met z'n kerk in 't midden, als 'n zeester in vesting-water. En verder lag de Naarder Trekvaart, die als 'n metaaldraad gespannen scheen tusschen Naarden en Muiden: iets Zuidwaarts blonk in blauwe metaalkleur, 't Naarder Meer, - nationaal natuurmonument, - als een uit de wolken gevallen wapenschild tot pantsering der vesting ‘Holland’. 'k Zocht reeds Amsterdam. Doch eerst moest de Albatros nog over Muiden en 't Muiderslot, dat midden in den Vecht-mond oprijst en heel wat vaderlandsche historiën doet opleven, welke zich in deze oud-nationale landstreek en in dit dertien-eeuwsche slot hebben afgespeeld. De edele drost Hooft, baljuw van 't Gooi-land en Hoofdofficier van Weesp en Weesper-Carspel, welke er vlak bij liggen, schreef op ‘'t Hooghe Huis te Muiden’ immers zijne pittig Tacitus-proza en wist 't geheele dichterlijke Amsterdam naar zijn ‘klein Torentje’ te lokken. * * * Amsterdam! Na Muiden en de Vecht, waarvan 't water vanaf de sluis donker-groen afsteekt tegen de blauwe Zuiderzee, bleef Amsterdam nog buiten zicht. | |
[pagina 33]
| |
Wel moesten we ons reeds boven de ‘Diedammersluis’ bevinden, maar kruiende wolken omringden den Albatros. Met 'n snelheid van 120 K.M. per uur schoot de tweedekker door die wolken-massa's, waarop de zon stond te sprankelen en millioenen atomen van goud en zilver-wit deed dauwen en zweven, en ons hulde in een boa van lenteblankheid, witter dan witte pauwen-pracht,.... witter dan velden van lotus-bloesems. De zeebries joeg heviger, de temperatuur werd killer en de Albatros steeg hooger en hooger om zich vrij te maken van die wolken-weelde. Ten slotte lagen zij achter ons, de drijvende sneeuwbergen, met contouren van opaal en onyx. Toen eindelijk Amsterdam te voorschijn kwam, lag deze stad reeds op 1600 M. onder me. De Albatros bleef er 7½ minuut cirkelen. Behoudens een helrood lucifers-streepje, - een Lloyd-boot in de Entrepôt-Haven, en een drietal rookwolkjes als van dames-sigaretten, opstijgend uit de Handels-kade, - lag de stad er zonder het minste levensteeken. Méer dan dat,... wanneer de zon schuil ging achter de wolken dan dacht ik, dat daar nóoit iemand geleefd of geademd kón hebben, dat daar een ruwe rif uit de zee stak, gekarteld in oud-rooden en oud-blauwen geaderde steen.... De Bagger-Bergplaats zat eraan vast als een half-ondergeloopen zandplaat en de straten bij de Rijksdokken en bij 't Goederen-Station, de Prinsen-, Keizers-, en Heeren-Grachten leken wel ondergeloopen geulen, door storm-zeëen uitgeschuurd in de rotsen van de zee-rif. Zeerif, verweerd en vergaan, en na eeuw op eeuw de zee getard en getrotseerd te hebben, nu op 't punt te verdwijnen in het gigant-sterke water, waarmee die versteening der aardkorst wanhopig had geworsteld en tot 't laatste merg-weefsel had gestreden. | |
[pagina 34]
| |
Ontzettende gedachte van vergankelijkheid! En als gekapt en gebeiteld uit die onder me in het water wegzinkende zee-rif, leken me die regelmatige stads-wijken en huizen-blokken, en als voorhistorische stalagmieten die spitse transen en torens van Amsterdam.
* * *
Amsterdam! De schaduwen lagen een oogenblik onbewogen over de stad en bedekten als rouwsluiers die parasieten en schimmels van dat hartstochtelijke, zich uitlevend leven, jachtend op passie en pracht, voortspringend in dollen cabaret-roes op de woeste cadans van een czardas van Scharwenka. Toen ik naar de wolken keek, welke boven en naast me dreven in zachte verven van blank en blauw en doorschijnend als loover-dun Chineesch porcelein en dan naar de aarde en naar een harer hoofdsteden, kon ik die vale, ouwe aarde slechts eene getaande en te vroeg-oude vrouw vinden, uitgeleefd en uitgebrast, ontzenuwd en bijna-bloedloos door het afmattend-flirtende festijn-leven: zij lag er sukkelens-moede aan den breeden weg naar het crematorium, den brand-oven van ziellooze materie.
* * *
En om me heen speelde de zon in de wolken, en onder me speelde de zon in de Amstel en in de zee eene rapsodie van teer-reine kleuren, welke klonken en klaterden van jubelend voorjaars-geluk. Hoe hooger in de klare voorjaars-lucht, des te minderwaardiger, des te afstootender, des te verachtelijker lijkt de aarde. ... Om Amsterdam rondspeurend, onderscheidde ik duidelijk in het Noorden het waterland van de Zaan-streek en den inham, welke de Petroleumhaven dicht bij de Hembrug in den Amsterdammerpolder maakt en in het Zuiden | |
[pagina 35]
| |
den ringvaart van den Haarlemmermeerpolder en het slootenland van den Binnendijkschen Buitenveldersche polder, afgesloten door het Nieuwe Meer en de Amstel. En hooger steeg de Albatros en de wolken dreven als sneeuw-bergen en als sneeuw-valleien tusschen de Albatros en Amsterdam, en met een korte bocht, zoodat de vleugel-vlakken schuins naar de aarde wezen, ondernamen wij den terugtocht over Weesp-Bussum-Baarn. In sierlijke vol-plané daalde de Albatros op een der kaalgeschoren hei-perceelen van het vlieg-terrein te Soesterberg en tufte naar zijn hangar. 'k Was vijf kwartier boven de aarde geweest.
Soesterberg, 31 Maart 1917. |
|