Op het riet.
By het buygzaam Riet, 't geene de Vlaagen der Stormen onduykt (als wel hooge Boomen vallen, Ja zelfs Toorns [o]m verre Raaken) en zig daar na weederom opheft: kan men bekwaamlyk de Needrigheid afbeelden. Een Deugd, den mensch zoo hoognoodig, als dezelve hem wel teegenaardig is, want de Hoovaardye is den Mensch als natuurlijk eigen; daarom onze Zaligmaaker vermaand, leerd van my, dat ik Zagtmoedig ben, en Needrig van Herten: ende gy zult Ruste vinden voor uwe Ziele. Math.11.v.29. tragt niet na de hooge Dingen, maar voegd u tot de Needrige. Vermaand ook Paulus Rom.12.v.16. Zalomon leerd dit zelve ernstelyk, zeggende het is beeter Needrig van Geeste te zyn met de Zagtmoedige; dan roof te deelen met de Hooveerdige. Prov.16.v.19. vo[o]r de verbreekinge zal des Menschen Herte zig verheffen: ende de Needrigheid gaat voor de Eere. Prov.18.v.12. de Loonder Needrigheid, met de vreeze des Heeren, is Rijkdom, ende Eere, ende Leeven. Prov.22.v.4. dog dit is zoo zeer niet te verstaan van Lichaamlyke Rykdom, eere, ende Leeven, als wel na den Geest; als blykt, zalig zijn de Arme van Geeste: want haarer is het Coningrijke der Heemelen. Math.5.v.3. gelyk ook uyt die troostryke belofte Gods, alzoo zegd de Hooge ende Verheevene, die in de Eeuwigeid woond, ende diens Name Heilig is: ik w[oo]ne in de H[o]ogte, ende in het Heilige: ende by dien die eenes verbryz[e]lden ende Ne[e]drigen Geestes is: op dat ik Leevendig maake den Geest der Needrigen, ende op dat ik Leevendig maake het Herte der v[e]rbryzelden. Jez.57.v.15. de Broeder die Needrig is, die Roeme in zyne Hoogheid: ende de Ryke in zyne verneederinge: want hy zal als een Bloeme des Gras voorby gaan. Jac.1.v.9.
De Trotsheid Vasti vallen doed,
Daar Esthers needrigheid behoed:
Op 't needrig Hert Gods ooge ziet,
Hy Regt weer op 't gekrookte Riet.