Op de wilgen.
De Wilgen aan den boord van de waterstroomen geplant zyn zeer groeizaam: want schoon dezelve veelmaalen van alle haare takken beroofd worden, zoo schieten zy dog, binnen kort, weederom veele looten: by deeze vergelykt God de vrome en o[p]regte, zy zullen uytspruyten tusschen in het gras, als de Wilgen aan de water-beeken. Jesa.44.v.4.hoedanig God de opregte bewaard, zeegend, en doed bloeijen, toond ons Zalomon veelmaalen in zyn spreuken, in tegenstelling met de Godloozen, de opregtigheid der opregten Leydet haar: Maar de verkeerdheid der trouwloozen verstoord haar. Prov.11.v.3. de Geregtigheid bewaard den opregten van weege: maar de Godloosheid zal den Zondaar omkeeren. Prov.13.v.6. het Huys der Godloozen zal verdelgd worden: maar de tente der opregten zal bloeijen. Prov.14.v.11. gelukkige! welke tragten, in opregtigheid haares Herten, voor God te wandelen; en een vroom eerlijk leven te leiden, na het voorbeeld van Job; van wien God deeze heerlyke getuygenisse gaf, niemand is op Aarde gelyk hy, een Man opregt, ende vroom, G[o]dvreezende, ende wijkende van 't kwaad. Job.1.v.8. daarom deede God hem weeder op nieuw uytspruyten, gelyk de Wilgen; schoon hy van alles beroofd was, God gaf het hem dubbeld wederom: hierom doet alle dingen zonder murmureeren, ende teegenspreeken: op dat gy moogt onberispelyk ende opregt zijn, kinderen Gods zijnde onstraffelijk in 't midden van een krom en verdraaid Geslagt: onder welke gy schijnet als ligten in de Weereld. Phil.2.v.14. want de bane der opregten is, van het kwaad af te wijken: hy behoed zijne ziele, die zynen weg bewaard. Prov.16.v.17.
Alschoon men knot der Wilgen top,
Zy schieten des te Wilger op:
Zoo ook, men Geesel Paulus vry,
Gods Geest zet hem weer kragten by.