Op den lindeboom.
GElykerwijs de Lindeboom zig breet en wijd uytzet, dog geen vrugt geefd, kan men de geweldenaars, of vermoogende Dwingelanden, aanmerken; zo als David de zelve beschrijfd. Psalm.37.v.35. ook beeld Zalomon haar aldus af, een Man des gewelds verlokt zynen Naasten: ende hy leid hem in een weg die niet goed is: hy sluyt zijne Oogen, om v[e]rkeerheeden te bedenken: zijne Lippen bytende, volbrengd hy het kwaad. Prov.16.v.29. dies hy ook vermaand, zyt niet nydig over een Man des gewelds: ende verkiest geene van zijn weegen. Want de afwijker is den heere een Grouwel. Prov.3.v.31. van den Man des Bloeds, ende des bedrogs, heeft den Heere een Grouwel. Psalm.5.v.7. want hy kend de ydele Lieden: ende hy ziet de ondeugd, zoude hy dan niet aanmerken? Job.11.v.11. God zal dezelve zeekerlyk straffen, gelyk David zegt, Gy ô God, zult die doen neederdaalen in den Put des verderfs; de Mannen des bloeds ende bedrogs zullen haare dagen niet ter beste brengen. Psalm.55.v.24. dat dit dog bedagten de ryke Vrekken! die hunne Naasten met geweld overheerschen, en den armen verdrukken; eeven als de groote boomen zonder vrugten, die het Zap van Rondomme na zig trekken, en de goede planten haar Wasdom ontneemen; op dat zy haar mogten bekeeren, ende verneedere: want al die hoog is van Herten, is den Heere een Grouwel: hand aan hand, zal hy niet onschuldig zijn. Prov.16 .v.5. wie op zijne Rijkdom vertrouwd, die zal vallen: maar de Regtveerdige zullen Groenen als Loof. Prov.11.v.28.
De Linde heft zig breet en hoog,
Dog al zijn Nut is maar voor 't oog:
Zo is een Ryk Geweldenaar;
Hy strekt Gods wraak ten brandhout maar.