Op den vink.
MEn blind de Vink om de zelven te leeren fluyten, nadien dat het Gezigt, door de voorwerpen, haar anderzints verhinderd: zoo gaat het ook met den Mensch, die van Natuure verdorven word door de Begeerlijkheid der verleidinge. Eph.4.v.22. de Begeerlijkheid der Oogen ende des Vleesch. 1Joan.2.v.16. is den Mensch zo eigen dat de Apostel Paulus zeggen kan ook hadde ik de Begeerlijkheid niet geweeten Zonde te zyn, indien de Wet niet zeide, gy zult niet Begeeren. Rom.7.v.7. dit ooge der Begeerte moet uytgestooken; deeze eige-liefde moet (als Hagar) uytgedreeven worden; schoon het een hard woord is voor het Vleesch, bezorgd het Vleesch niet tot Begeerlykheeden. Rom.13.v.14. indien uw ooge u ergerd trektze uyt.Math.18.v.9. hier mag men nu vragen wie is tot deeze Dingen bekwaam? 2Cor.2.v.16. dog weeder antwoorden niet dat wy van ons zelven bekwaam zyn yet te Denken, als uyt ons zelven, maar onze bekwaamheid is uyt God, die ons bekwaam gemaakt heeft. 2Cor.3.v.5. dewelke is ons vervuld al het welbehagen zyner goedigheid, en het werk des Geloofs met kragt. 2Thes.1.v.11. Zalig! die God, door afstervinge der Begeerte, gewaardigd om deel te hebben aan de Erve der heiligen in het ligt. Col.1.v.12. deeze beginnen den voorzang te neuren van dat Lied, dat niemand kan Leeren, dan de Honderd vier en veertig duyzend. Apoc:14.v.13. die, haar zelfs verloochenende, God in alle zyne uytwerkinge verheerlyken, zingende het gezang des Lams zeggende, Groot ende Wonderlyk zyn uwe Werken, Heere gy almagtige God, Regtveerdig en waaragtig zyn uwe weegen, gy Koning der Heiligen, wie zoude u niet vreezen Heere? ende uwe naame niet verheerlyken? want gy zyt alleen Heilig. Apoc:15.v.3.
Die 't ooge der Begeerte sluyt,
Die steekt, na Jezu Les, haar uyt:
En leerd dus steeds te zijn vernoegd,
In voor en teegen, zoo 't God voegd.