Op den koekkoek.
DE veragte Voogel de Koekkoek beroofd de andre Voogels haar Nesten, eetende de eyeren, en leggende van haar eyeren in de plaats, om door vreemde uytgebroeid te worden: vorders is hy ook een smaad van andre Voogelen, dewelke hem als uyt jouwen, Zo als de Natuurschryvers willen. Om déze rédenen, noemd men (by gelijkenis) Koekkoeken, de ontugtige Deugnieten; die met deezes Voogels hoedanigheeden veelzins overeenkoomen: deeze gelyk het haar niet Goed gedagt heeft, God in Erkentenisse te houden, zoo heeft ze God overgegeeven in een verkeerden zin, om te doen Dingen die niet betamen, vervuld zijnde met alle Ongeregtigheid, Hoererye, Boosheid, &c. Rom.1.v.28. ende aldus versmaadende de Lankmoedigheid Gods, die haar behoorde t[o]t Bekeeringe te leiden, vergaaderen zy haar T[o]orn als een schat, in den dag des T[o]orns, ende der Openbaaringe van het Regtveerdig Oordeel Gods. Rom.2. zingende meede, met den Koekkoek (als men zegd) den ouden zang: gelijk de Propheet zegd zal ook een Moorman zijn huyd veranderen of een Luypaard zijn vlekken? Zoo zult gy ook kunnen Goed doen die geleerd zijt Kwaad te doen. Jer.13.v.23. wandelende (volgens de beschrijvinge Pauli) in de ydelheid haares Gemoeds, verduysterd in het Verstand, vervreemd zynde van het Leeven Gods, door de onweetendheid die in haar is, door de verhardinge haares Herten: welke ongevoelig geworden zijnde, hebben haar zelven overgegeeven tot ontugtigheeden, om alle ongeregtigheid Gieriglijk te bedrijven. Eph.4.v.18. daarom men haar moet tragten te mijden. Hebt geen gemeenschap met de onvrugtbare werken der Duysternisse, maar bestraftze ook veel eer; want het geen heimelyk van haar geschied is schandelijk ook te zeggen. Eph.5.v.11.
Naauw week, van Pharao, de plaag,
Of hy verharde zig gestaag:
Veeltijds men na verdrukking ziet
Dat wynig beeterschap geschiet.