Op den swaluw.
DE Swaluw, die in het zoete des Zoomers ons bywoond en in den Winter ons verlaat, is een regt Zinnebeeld van heedendaagze Vrienden: de Vriendschap strekt zig nu niet verder uyt, als het Belang, Genot, en Vermaak duurd; Zalomon mag zeggen een Vriend heeft t'aller tijd lief, ende een Broeder word in de Benaauwdheid gebooren Prov.17.v.17. dat is te verstaan van een waaragtig en getrouw Vriend, maar waar zal men die nu vinden? men mag nog Davids, dat zijn Mannen na Gods Herte, vinden, dog of, die haare Jonathans mede aantreffen is hachelyk; veel eer zullen zy haar Achitophels ende Zimeïs ontmoeten. En wanneer het gebeurd, dan geld de Lesse een Man die vrienden heeft, heeft zig vriendelijk te houden. Prov.18.v.24.hy zetze dog Zagt, om ze te behouden. De Hr. de Brune, beschryfd de heedendaagze vriendschap aardig, de vriendschap (zegd hy) is een daaglijks Brood, dat wel smaakt, zoo lange het versch is, en de korsjes nog kraaken: maar als't do[o]r Ouderdom begint te muffen en te marbelen, werd het hoender kost, of mesting voor de Verkens. Men plag te Pryzen een Vriend van honderd Jaar, maar daar isser nu kwalijk een van honderd weeken te vinden. Om de oude Koe is weinig rouw, en nog min om een verjaard Vriend, die geen vet meer heeft om den As te smeeren, en het wiel glad en wakker te doen gaan. 'T is verlo[o]ren van Deugd en Pligt te spreeken. Als't Diep verloopt, verzet men de Bakens. Op Tabor zou men, met Petrus, wel Tabernakelen willen bouwen, maar op den weg na Golgotha dan is 't ik kenne de Mensche niet. Math.26.v.72. het is al een oud kwaad, het Goed brengt veele Vrienden toe: maar de Arme, word van zyn Vriend gescheiden. Prov.19.v.4.
Als imand het Geluk toelagt,
Werd hy van yder een geagt:
In teegendeel wie 't kwalyk gaat,
Die werd, zelfs van zyn Vriend, gehaat.