Op den Papegaay.
DE klappende Papegaay pronkende met schoone veederen; is een net afbeeldzel van een Ryken Snapperd, dewelke om zyn Cierlyke Kleederen, niet alleen zig zelven behaagd, maar daarom ook Eere en aandagt van and[r]e verwagt, op zyn (veeltijds onnutte) Reedenen; waar in hy zig ook zelden bedriegd, door de kwaade gewoonte, dat men om het Kleed den Man Eerd, daar en booven waand 'er mee[n]ig een dat de Weetenschap of Wysheid in veel spreeken bestaat, maar die met anderen veel spreeken, spreeken weinigst met haar zelven, dewijl zy noyt 't huys zijn, en by gebrek van gemeenschap met haar zelven, misreekenen zy haar, vertoonende het Gezelschap een Zot, daar zy waanen de wijste te weezen. Zegd de Heer J. de Brune. Zulke Praater zoud[e] men met Eliphas te regte vraagen, zal een Wijs Man windige Weetenschap voor antwoorde geeven, ende zal hy zijnen Buyk vullen met Oosten Wind? bestraffende met Woorden die niet baaten, ende do[o]r reedenen met welke hy geen Profijt doet? Job.15.v.2. wat word 'er meenig ydel geswets en gesnap, als met open mond, aangehoord! voor al als 'er (met de Kwakzalvers) de swierige, of wel staatlyke, kleederen by verzeld gaan; die nogtans in haar zelve gants onnut zyn, dies vermaand Zalomon gaat weg van de teegenwoordigheid eenes zotten Mans, want gy zoud by hem geen lippen der weetenschap merken. Prov.14.v.7. Dood en Leeven zijn in het geweld der tonge, ende een yder d[i]eze lief heeft zal haar vrugt Eeten. Prov.18.v.21. wie Weetenschap weet houd zijn Woorden in, ende een Man van verstand is kostelijk van Geeste; een Dwaas zelfs, die swijgt, zal wijs geagt worden: en die zijn Lippen toesluyt, verstandig. Prov.17.v.27.
Wat word 'er meenig zot gesnap,
Gepreezen, om het kleed, of kap!
Dog (onder een geleerden schijn)
Maar ongezoute woorden zijn.