Op de klokhen.
DE Klokhenne betoond een byzondere geneegendheid [t]ot haare Kiekens: een afbeeldzel van de hoofddeugd de Liefde, en een Zinnebeeld; het geene Christus tot zyne teedere Liefde, over de Inwoonders van Jeruzalem, overbrengt. Math.23. maar, hoe kragtig deeze uytbeeldinge ook is, nogtans, is dezelve een al te flaauwe schetze, om de liefde volkomen uyt te drukken; daar zelfs het gantze schepzel te swak toe is: wijl niet alleen de Liefde is de band der volmaaktheid. Col.3.v.14. maar ook God is Liefde. 1Joan.4.v.16. daarom God zyn onnaspoorlyke Liefde aan ons zelve schenkt, alzo de Liefde Gods in onze Herten is uytgestort, door den heiligen Geest, die ons is gegeeven Rom.5.v.5. waar door wy bekennen de Liefde Christi, die de kennisse te booven gaat Ephe.3.v.19. want God die Rijk is in Barmhertigheid, door zijne groote Liefde, daar meede hy ons Lief gehad heeft, ook doe wy dood waaren, door de misdaaden, heeft ons Leevendig gemaakt met Christo. Ephe.2.v.5. hier aan hebben wy de Liefde gekend, dat hy zijn Leeven voor ons gesteld heeft. 1Joan.3.v.16. dies zegd Christus, gelykerwijs de Vad[e]r my Lief gehad heeft, hebbe ik ook u Lief gehad. blyft in deeze mijne Liefde. Joan.15.v.9. Zalige! die met Paulus zeggen konnen, de Liefde Christi dringt ons. 2Cor.5.14. wie zal ons scheiden van de Liefde Christi? verdrukkinge of benaauwheid? &c. Rom.8.v.35. waar door wy vervolgens Liefde tegens malkandre oeffenen; want indien imand zegd, ik hebbe God lief, ende haat zynen Broeder, die is een Leugenaar. &c. 1Joan.4.v.19.
Heer! die 't gekreukte Riet niet breekt,
En 't smeulend Lemmet meer ontsteekt,
Schenkt ons uw Liefde, die noit vreest;
En sterkt ons door uw goeden Geest.