Op den havik.
Veelerelei Zoorten van Havikken zijnd'er, dog alle Roofzugtig en verscheurende: by deeze kan men de Geweldenaars, Woekeraars, Gierigaards en Bedriegers vergelyken. Daar David van zeide, hebben dan alle werkers van ongeregtigheid geen kennisse, die mijn Volk op eeten, als of zy Brood aaten? Psalm.14.v.4. niet lettende op deeze Spreuke, die den Armen verdrukt, om het zijne t[e] vermeerderen; ende den Rijken geefd, komt zeekerlijk tot gebrek. Prov.22.v.16. nog agt geevende op het gebod, verdrukt de weeduwe, nog den weeze, den vreemdeling, nog den Elendigen, niet. Zach.7.10. maar helaas! zoude God nu met Regt niet moogen zeggen, als eertyds; hooret dit, gy, die den Nooddruftigen opslokket: ende dat om te vernielen de Elendige des Lands: zeggende; wanneer zal de nieuwe Maane overgaan, dat wy Lyftogt moogen verkoopen? ende den Sabbath, dat wy koorn moogen Oopenen? verkleinende de Epha, ende den Zikel vergrootende, end[e] verkeerdelijk handelende met bedriegelijke weegschaalen: dat wy de Arme om Geld moogen koopen, ende den No[o]ddruftigen om een paar Schoenen: dan zullen wy het Kaf van het Koorn verkoopen. Amos 8.v.4. daar God het Land swaarlyk om dreigde te straffen; en God weet waarom ons Land nu, met Oorlog, en Neeringloosheid, gestraft word! Immers, yder hebbe dog agt op deeze vermaning Beroofd den Armen niet om dat hy Arm is: ende verbryzeld den Elendigen niet in de Poorte: want de Heere zal haar twistzaake twisten, ende hy zal den geenen, dieze berooven, de ziele Rooven. Prov 22.v.22.
Daar zyn meer Roovers dan ter Zee,
Zulks doed een vrekke woek'raar mee;
Ook die een's anders faam verdoofd:
D'een 't Goed, en d'ander, d'Eer beroofd.