Op de Meeremin.
AL hoewel veele Schryvers van Meereminnen gewagen, zo houd men egter dat het een verdigtzel is; Immers de beschrijvinge der zelve, of der Zee-Sireenen, is by de Ouden zeer Leerzaam verzierd, als of dezelve door haar zoeten Zang de zinnen der Scheepvarende betoverden, en dan dezelve in de Elende rukten, en deeden vergaan: waar teegens Ulysses zyn vaarends Volk de Ooren stopte met Was, en haar vast bond, tot dat zy het gevaar te boven waren; een deftig Voorbeeld om de Ooren te leeren stoppen voor het gevlei der Hoeren. Om u te bewaren voor de kwade Vrouwen, voor de vleijinge der vreemde Tonge, Prov.6.v.24. want de Lippen der vreemder Vrouwen druppen Honigzeem: en haar geheemelte is gladder dan Olye: maar het laatste van haar is bitter als Alssem; scherp als een twee snydende Swaard: hare Voeten hellen na de Dood: hare treeden houden de Helle vast. Prov.5.v.3. dit hebben onder anderen tot haar verderf, en elende, bevonden, Priamus, Antonius, Alexander, Achab en Samzon &c. den wyze Salomon zegt wyders van de zelven, de mond der vreemder Vrouwe is een diepe Gragt: op welken de Heere vergramd is, zal daar in vallen. Prov.22.v.14. door een Vrouwe die een Hoere is, komt men t[o]t een stuk Broods: ende eens Mans Huysvr[o]uwe jaagd de kostelyke Ziele, Prov.6.v.26. Paulus zegd ook, die Hoererye bedryfd zondigd teegen zyn eigen Lichaam. 1Cor.6.v.18. dog het swaarste van alle zal zeekerlijk volgen te weeten. Hoereerders en Overspeelders zal God oordeelen. Heb.13.v.4.
Natuur noi[t] schaad'lyker gedrogt,
Als Hoerenschoon heeft voortgebrogt:
Dit tuyg' Heleen, Cleopatra,
Thais, Jezabel en Del[si]a.