Op het eekhoorntje.
WAnneer het Eekhoorntje uyt zijn Adem geloopen is, in zijn kouwtje, wat heeft het gevorderd? Zo mag men met regt, van al de beezigheeden der Menschen, mede wel vragen: dewelke ook, als in den kouw des omwentelenden tijd, daar de dagen en nagten de traljen van zijn, steeds omdraaven; de Kindsheid werd in een onnoozele en onagtzaame woelinge onnut doorgebragt. De Jeugd ende Jonkheid is ydelheid. Ecles.11.v.9. want als de Jongeling zig daar in verblijd zal hebben, zal God hem daarom doen komen v[o]or het Gerigte ibid.v.8. In de Mannelijke Jaaren mag men vragen, Heeft niet den Mensche eenen strijd op der aarden, ende zijn zijne dagen niet als de dagen des daglooners? &c. Job.7.v.1. Vergaderd hy Goederen, wat heeft hy 'er van? dan het genot der Oogen, en zy doen geen nut ten dage der verbolgendheid Prov.11.v.4. zelfs in veel Wijsheid is veel verdriet, ende die Weetenschap vermeerderd, die vermeerderd smerte, Ecles.1.v.18. derhalven dan, de wijze Prediker, hebbende gevr[aa]gd[,] wat v[oo]rdeel h[ee]ft de Mensche van alle zijnen arbeid, dien hy arbeid onder de Zonne? Ecles.1.v.3. Zo besluyt hy eindelijk, na dat hy alle de ydelheid der Menschelijke woelinge hadde onderzogt, van alles dat gehoord is, is het einde van de zake: Vreest God en houd zijn gebooden, want dit betaamd alle Menschen. Want God zal yder werk in het gerigte brengen, met al dat verborgen is, het zy goed, of 't zy kwaad. Ecles.12.v.13.
Met regt beschreid hier Heracliet,
Der Menschen woeling en verdriet:
Terwijl een Democriet belagt
Des Weerelds Rijkdom, Eere, en Pragt.