Op den Bonsing.
BEhalven dat de Bonsing roofzugtig van Aard is, geeft hy ook een grouwlyken stank van zig: Zo bestaan wy Menschen ook uyt de Natuure, voor God; want zeederd de eigen liefde in den Mensche stand gegrepen heeft, is het Herte geneigd geworden, om alles voor haar zelve te begeeren: waar door het roofzugtig op aardse Goederen aast; daarmen alle Listen en Laagen toe aanleid om dezelven aan zig te trekken, en zyn Naasten te ontvreemden; het welke zo fyn in zyn werk gaat, dat het al een verstandig Mensch moet zyn, die zulks na spooren kan; dog als men het gebod. Hebt uwe Naasten lief als uw zelven. Math.22.v.39. en de dit zo gy wilt volmaakt zyn, gaat heenen verkoopt uw goed ende geeft het den Armen: ende gy zult een schat hebben in de Heemelen Math.19.v.21. eens met ernst tot een Toetsteen neemt, en als dan onze Hand in de Boezem steeken, wie zalze daar niet Melaats weder uythaalen? en zig schuldig bevinden. De Gierigheid, of Baatzugt, vrugten van de eigen liefde zyn de Wortels van alle Ongeregtigheid, Nyd, Haat, Bedrog, &c. Waar door den Mensch stinkende voor God word, daarom David met Regte zegt. Gy zijt geen God die Lust heeft aan Godlooshied, de Booze zal by u niet verkeeren, de Onzinnige zullen voor uwe Oogen niet bestaan, gy Haat alle werkers der ongeregtigheid, gy zult de Leugenspreekers verdoen, van den man des bloeds ende Bedrogs heeft de Heere een Grouwel Psa.5.v.4.
Dat God de Eigen-Liefde haat,
Waar uyt Bedrog en Nyd ontstaat,
Getuygd zo meen'gerhanden Wet,
Als God, den Baatzugt, heeft gezet.