Op het cameleon.
HEt Cameleon Eet of Drinkt niet, maar leefd by het in en uyt laaten van de Lugt, die het zomtyds inhaald; en veranderd zig van verw na de Coleur der dingen daar het omtrent is, uytgenoomen het Rood en zuyver Wit; na de getuygenis der Natuurkundige. Zo kan men de Pluymstrijkers aanmerken; zy voeden haar met Wind van ydele Eere, en leeven door de Lugt van Hoop op Vergeldinge. Ook veranderen zy haar Gelaat, en stellen haar gebeerden zodanig aan, als zy merken dat het voorwerp van haar gevley behaaglijkst is; uytgenoomen in het rood, van Openbaare vyandschap, of in het wit, van opregte vreede, of vriendschap: want Toorn en regte vriendschap verdelgd Pluymstrykery, alzoo het een Daad van geveinsdheid is. Zy spreeken valsheid een yder met zyn Naasten, met vleijende Lippen, zy spreeken met een dobbel Herte. Psalm.12.v.3. daarom de Keizer Sigimundus een Pluymstryker een Oorband gaf; en wanneer deeze aan zijn Majesteit vroeg; na de oorzaak van de slag, zo antwoorde dezelve waarom Byt gy my? nadien deeze vleiaard hem Godlijke Eere wilde toeschrijven. Het ware te wenschen, dat dit gedrogt uyt de Menschelijke omgang geweerd was, of dat het alleen aan de Hooven, als haar eigen weide gevonden wierd, dan zoude het meenig een niet beschadigen, want een Man, die zyn Naasten vleid, spreid een Net uyt voor des zelfs gangen. Prov.29.v.5. O. dat yder met Paulus zeggen kon, alzo spreeken wy, niet als Menschen behagende, maar Gode, die onze herten beproefd, want wy hebben noit met Pluymstrijkende Woorden omgegaan, gelyk gy weet, nog met eenig bedekzel van Gierigheid: God is getuyge. Nog zoekende Eere uyt Menschen. 1Tess.2.v.4.
ô! Baatzugt Zoon, Pluymstrijkery,
Gy waand het Liegen staat u vry,
Wanneer het voordeel geeven kan:
Maar als God Waarheid zoekt, wat dan?