Op het verken.
HEt Verken is het onreinste onder de Dieren, zynde zeer Geil, Gulzig en Vuyl: een regte teekening der Wellustige en Ongebondene Menschen, die zig uyt laaten tot alle Boosheid, en om alle onreinigheid Gieriglijk te bedrijven Eph.4.v.19. gelijk 'er nu onder de Heidenen een overdaadigen Ontugt in swang ging, zo was 'er ook geen aangenaamer Spyze, onder haar, dan Verkens Vleesch; in teegendeel onder het Joodendom, het welke God afgezonderd hadde tot een eigen volk, om Rein te zijn in goede werken: was het zelve strengelyk verboden Deuts 14. om haar een zuyveren Wandel af te beelden: wy nu, die geroepen zijn tot Heerlijkheid en tot Deugd. 2Pet.1. ende die weeten dat nog Hoereerder, of Onreine, of Gierigaard, die een Afgoden Dienaar is, geen Erfenis heeft, in 't Coningrijke Christi, en Gods. Ephe.5.v.5. hoedanig beho[o]rden wy te zijn in heiligen Wandel en de Godzaligheid 2Pet.3.v.11. en ons te beneerstigen om [o]nze Roepinge en Verkiezinge vast te maaken. 2Pet.1.v.10. want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid maar tot Heiligmaakinge. 1Thes:4.v.7. Zo zal den Apostel Leeren, ik zegge wandeld na den Geest, ende volbrengd de Begeerlykheid des Vleesch niet. &c. de Werken des Vleesch nu zyn Openbaar: welke zyn Overspel, Hoererye. Onreinigheid, Ontugtigheid, &c. Gal.5.v.16. wy dan Gewassen en Geheiligd zynde 1Cor.6.v.11. Laat ons met den gewassene Zeuge niet weederkeeren tot de wentelinge in het Slyk. 2Pet.2.v.22.
Wie vuyl (gelyk een Verkens snoet)
In Wellust en onkuysheid vroet,
Die werd gedreeven als een Beest,
Door 's Gadareeners Tuymelgeest.