Op het schaap.
DOorgaans worden de Uytverkoorne by Schapen vergeleeken, in de Schriftuur: overmits het een der onnoozelste Dieren is, in het welke gants geen List nog Wreedheid word gevonden; daarom ook onzen Heiland Jezus Christus daar na genoemd word, ziet het Lam Gods, dat de Zonde der Weereld weg neemt Joan.1.v.29. dewelke ook zyn uytverkoorene als Schaapen noemd, want hy is gekoomen tot de verloorene Schaapen des Huys Israëls Math.10.v.6. als meede tot de Heidenen om dezelve tot een te vergaaderen, ik hebbe nog andere Schapen die van deeze Stal niet zyn: deeze moet ik ook toebrengen ende zy zullen myne Stemme ho[o]ren, ende het zal worden een Kudde, ende een herder Joan.10.v.16. Christus is die goeden Herder, die wanneer hy zyne Schaapen uytgedreeven heeft, zo gaat hy voor haar heenen, ende de Schapen volgen hem, overmits zy zyne Stemme kennen Joan.10.v.4. wie is nu die zyne stemme hoord? dan dieze betragt. Leerd van my dat ik zagtmoedig ben en Needrig van Herten Math.11.v.29. die agter my wil komen, die verloochene hem zelve, en neeme zyn Kruys op, en volge my. Marc.8.v.34. die deze stemme hoord ende opvolgd die kan zeggen de Heere is myn Herder my en zal niets ontbreeken. &c. Psalm.23. want het Lam Gods, dat in 't midden des Troons is, zalze weiden, ende zal haar een Leidsman zijn tot leevende Fonteine der waateren: ende God zal alle Traanen van hare Oogen afwasschen. Apoc.7.v.17.
Wiens Hert geen Nyd, nog Wraakzugt, heeft:
Maar als een Schaap zagtzinnig leefd;
En dus behoord tot Christi Stal,
Geen helsche Wolfs klaauw deeren zal.