Op het kalf.
HEt wulpse Kals, het geene dommeling veel buytenspoorige Sprongen doed, is een regte Afbeelding van de Jongheid, die door de Verdorvendheid der Natuure, en door onervarendheid, veele onbedagte buyten Sprongen doed: daarom dezelve, door Tugt, moet gebreideld worden, want de Dwaasheid is in het Herte des jongen gebonden: de Roede der Tugt zalze verre van hem weg doen Prov.22.v.15. daarom moeten de Ouders wel agt geeven om de Jeugd, door Tugt, wel te Regeeren, die zyne Roede in houd, Haat zyn Zoon: Maar die hem Lief heeft zoekt hem vroeg met Tugtiging. Prov.13.v.4. Leerd den Jonge de eerste Beginzelen na den Eysch zynes Wegs, als hy ook Oud zal geworden zyn, zal hy daar van niet afwyken Prov.22.v.6. als de Pligt der Ouders na Vermoogen al is waar genoomen, bevind dog yder, als hy tot Jaaren gekoomen is, dat hy, met David, reeden heeft te Bidden, gedenkt niet! der zonden myner Jongheid, Psalm.25.v.7. ô! wat word dat gulde Kalf de Jongheid, van veele niet als aangebeeden! wat word niet op der zelver Frisheid en Kragten geroemd, Verhoovaardigd en Vertrouwd! maar gy, o Christelyke Jeugd! neemt deze Waarschouwinge des Wyzen Salomon in agt, verblijd u, o Jongeling! in uwer Jeugd, ende laat uw Herte u Vermaaken in de Daagen uwer Jongelingschap, ende wandeld in de weegen uwer Herte, ende in de aanschouwinge uwer Oogen: maar weetet, dat God om alle deeze dingen, u zal doen koomen voor het Gerigte. Zo doed dan de Toornigheid wyken van uw Herte, ende doed het kwaade weg van uwen Vleesche, want de Jeugd, ende de Jongheid is Ydeleheid.Ecl.11.v.9.
Hoe dartel! danste 't Joodendom,
Met Reyen, 't Gulde Kalf, rond om:
Al zo Afgodisch eerd veel Jeugd,
Haar Jongheid ook. ô ydele Vreugd!