Op den koe.
BY de Koe die veel Melk geeft, maar met de Pooten weder omstoot: vergelijkt men een winnend, dog met een, verkwistend Mensch. Wanneer men eens, een Land, Stad, of Huysgesin aanmerkt als een Lichaam zo is het Geld, aantemerken als het Bloed; wanneer het zelve wel omloopt, zo is het Lichaam (Huysgezin) wel gesteld, maar als het bloed (geld) opgehouden word in zyn vloeijinge door het Herte (begeerte) zo verkwynd het Lichaam (Huysgezin) en word Log, Luy en Doff: ofte wanneer het door booze Sweeren of Fistulle (Verkwistinge en Overdaad) die steeds van Bloed en Etter (Gelden Middelen) loopen, gekweld word, dan neemd het Dapp[e]r af; maar tot beyde deeze kwaalen is behoorlijken Raad voor, door koppen (Miltdaadigheid) zal de Koortze (Gierigheid) verzagt, en door tydige laatinge (Meededoogendheid) de Sweere (Verkwistinge) geneezen en verbeeterd worden. Wenschelyk waare het dat yder tragte deeze Etterbuylen (onzer verdorven Natuure) die niet uytgedrukt nog verbonden zyn, nog geene der zelve met Olie verzagtet is. Jesa.1.v.6. Met Olie der Barmhertigheid omtrent den Armen voor te komen en te genezen. Veele Spilpenninge mogen, met den verlooren Zoon, overdadiglyk leeven, dog zullen alle zulke genadige Vaders niet aan treffen. ô dat den Mensch leerde! om nu niet meer na de Begeerlijkheeden der Menschen, maar na de wille Gods, de Tyd die overig is in het Vleesch, te Leeven. Want het is ons genoeg, dat wy den voorgaanden Tijd des Leevens, der Heydenen wille volbragt hebben, ende gewandeld hebben in Ontugtigheeden, Begeerlijkheeden, Brasserye, Drinkery &c. welke zullen Reekenschap geeven, den geenen, die bereid staat om te Oordeelen de Leevende ende de Dooden. 1Pet.4.v.4.
Verkwister, haal vry 't Zeil in top,
Vaart, Ryd, en geef het Werk de schop,
Tuyscht, Hoerd, als den verlooren Zoon,
Maar! wagt ook d'Armoe tot uw Loon.