Op den vos.
DOor den Vos word gemeenlyk de List afgebeeld: een Daad, die in de gemeenen omgang geen plaats behoorde te hebben, en welke in den Geestelyken Wandel onnut is: maar de Verdorvenheid, schat de List nu een Oeffening van het Verstand, dat heedendaags by veele voor een Deugd door gaat; Selfs de booze gesteldheid der Menschen, noodzaakt de Voorzigtigheid veeltyds zo verre te gaan datse de naam van List draagen mag. Gelyk soo Saul van David getuygd hy heeft tot my gezeid, dat hy seer Listelijk pleegt te Handelen 1Sam.22.v.23. dog die het getuygenis niet dragen mag, het geene Onsen Saligmaaker aan Nathanaél gaf, ziet waarlijk een Izraélijt in welke geen bedrog is, Joan.1.v.18. maar wel het geene hy aan Herodes deed seggen, Gaat heenen segget dien Vos. Luc.13.v.32. dezelve zyn als afzetsels van de Listige Slang. Gen.3 de List schrijft den Prediker toe als een vrugt van onzen Akker der verbasterde Natuur, dit hebbe ik gevonden dat God den Mensche Regt gemaakt heeft, maar zy hebben veele Vonden gez[o]gt. Ecle.7.v.29. daarom zegd David, sy overdenken den Gantschen dag Listen Psalm.38.v.13. Maar die door den Geest der opregtigheid bewerkt word, en tragt, in Eenvoudigheid zynes Herte voor God te Wandelen, zonder zyn Naasten te verstrikken ofte te kort te doen, bevinden de waarheid deezer Spreuke, een Bedrieger zal zijn Jagtvank niet braaden: maar het kostelijk goed des Menschen is des vlijtigen, in het Pad der Geregtigheid is het Leeven. Prov.12.v.27.
De List, door Leugen, heeft verleyd
Ons aller Moeder; dies verspreyd
Zig Loos bedrog in yders Hert,
Eer het van God gezuyverd werd.