Op het hart.
BY het voor-vlugtig Hart, 't geene vermoeid zijnde Lavenis voor zijn Dorst zoekt. word het Verlangen regt afgebeeld; en Gods woord brengd het Zinnebeeldig zeer zoet over, stellende de Dorstige na de Geregtigheid math.5.v.6. Schreeuwende tot God als een Hart na de Waterstroomen. Psalm.42.v.2. voor al heeft dit zijn waare Gelijkheid, als den Mensch een regt Bezeffen heeft van de barre Naarheid der Woestyne dezer Weereld, daar dog geen waar Voedzel nog Lavenis voor een geheiligde Ziele is; daarom die zulks bevinden, mogen te regte (met David) de volgende teedere zugtinge uytboezemen, O God! gy zyt myn God, ik zoeke u in den Dageraad, myne Ziele dorstet na u, myn Vleesch verlangd na u, in een Land dorre ende Mat zonder Waater. Ps.63.v.2. Hoe Lieflyk zyn uwe Wooningen o Heere der Heirschaaren! myn Ziele is Begeerig, ende beswykt ook van verlangen, na de Vo[o]rhooven des Heeren: mijn Herte, ende mijn Vleesch roepen uyt tot den Leevendigen God. Zelfs vint de Mussche een Huis, end[e] de Swaluwe een Nest voor haar, daarze haare Jongsken legt, by uwe Altaaren, HEERE der Heirschaaren, myn Coning, ende mijn God. Welgelukzalig zyn ze die in uw Huis woonen: zy Pryzen u gestadelyk. Sela! Ps.84. Ja Welgelukzalig! die in de Eeuwige Tabenacle woonen zal. Want ook in deezen zugten wy, verlangende met onze Woonsteede, die uyt den Heemel is overkleed te worden. 2Cor.5.v.2.
Wie regt Verlangst, met David heeft,
Na 't Vogt dat Betl'hems Bornput geeft,
Diens Zielen Dorst gelest zal zyn,
Door Drank uyt Betl'hems Heil Fontyn.