Op den woud ezel.
BY den ongetemden Woud Ezel, kan men bekwamelijk den Aardsgezinden Mensch vergelijken: want gelijk God (by Job) de Woestheid des Woud Ezels beschrijfd wie heeft den W[o]ud Ezel vry heenen gezonden? ende wie heeft de banden des wilden Ezels gelost: die ik de Wildernisse tot zijn Huys besteld hebbe, ende het Ziltige tot zijne Wooninge, hy belagt het Gewoel der Stad, het meenigerlei Getier des Dryvers hoord hy niet: dat hy op speurd op de Bergen is zijn weide: ende hy zoekt allerlei Groensel na. Job.39.v.8. Zo beschrijft ook David den Godloozen. De Godlooze roemd over den Wensch zijner Ziele, hy zeegend den Gierigaard, hy Lasterd den Heere. De Godlooze gelyk hy zynen Neuze om hoog steekt, Onderzoekt niet; alle zijne Gedagten zijn, datter geen God is &c. Psalm.10.v.3. deeze zyn als Woud Ezels op der Aarde, die zig niet bemoeyen, als zig in haar Lusten te voldoen: de zulke zoude om het Moes der Weereldse Vermaaken (met Ezau) het Heemels Eerstgeboorten Regt wel verkoopen, daarmen behoord na het Eeuwige uyt te zien, en het Lam te volgen waar het ook gaat Apoc: 14.v.4. den Tyd uytkoopende dewyle de Dagen Boos zijn Ephe.5.v.16. dog Pauli klagte grijpt, heedendaags, maar al te veel stand, veele Wandelen anders, van dewelke ik u dikmaal gezegd hebben, ende nu ook weenende zegge, datze Vyanden des Kruyce Christi zijn. Welker Einde is het verderf, welker God is de Buik, ende welker Heerlijkheid is in haare schande, dewelke Aardse dingen bedenken. Maar onzen wandel is in de Heemelen. Waar uyt wy ook den Zaligmaaker verwagten, namelijk den Heere Jezum Christum. Phil.3.v.18.
Den Rouwen Ezau, zoet op Jagt,
Zijn Eerstgeboort Regt veragt:
Zoo zijnder meer, Helaas! die d'Aard,
Meer agten dan den Heemel waard.