Op den luypaard.
DE bestendigheid der Vlekken des Luypaards brengd Gods Woord nadrukkelijk over op de onbekeerlijkheid des Zondaars uyt eygener Natuur.Jer.13.v.23. gelijk ook Job in het algemeen den Menschen aanmerkt wie zal een Reine geeven uyt een Onreine? niet een Cap.14.v.4. ende Eliphas, wat is een Mensche dat hy Rein zoude zijn ende die gebooren is van een Vrouwe, dat hy Regtveerdig zoude zijn? Ziet op zijne heiligen zoude hy niet vertrouwen: [e]nde de Hemelen zyn niet Rein in zynen Oogen; hoe veel te meer is een Man grouwelijk ende stinkende die het onregt indrinkt als Water? Job.15.v.14. ende Davide zeid daar is niemand die goed doed ook niet tot een Pzalm.53.v.4. nademaal nu niemand kan zeggen ik hebbe mijn Herte gezuyverd en ik ben Rein van myne Overtreedinge Prov.20.v.9. Ja! van ons zelfs niet bekwaam zijn iet te denken als uyt ons zelven 2Cor.3.v.5. Hoe veel minder zouden wy ons zelven Reinigen; als wiest gy u met Zalpeeter ende naamt u veel Zeepe, zo is dog uwe Ongeregtigheid voor mijn aangezigte aangeteekend, spreekt de Heere HEERE Jer.2.v.22. ook isser niets verborgen voor hem zo dat wy yets verheelen zoude konnen, want alle dingen zyn naakt ende geopend voor de Oogen des geenen met welken wy te doen hebben. Heb.4.v.13. Zo laat ons dan onzen Regter om Genade bidden, zeggende zyt my Genadig O God na uwe groote Goedertierenheid: delgd myne Overtreedinge uyt na de grootheid uwer Barmhertigheden Psalm.51.
'T Gebreklijk Hert vol Zondenkwaads
Is ongeneeslijk als't Melaats;
Ten zy het Bad van Christi Bloed,
Hersteld en Reinigd het Gemoed.